Pagina's

dinsdag 29 december 2009

Jaaroverzicht (2)

In de categorie ‘Fictie’ dreven deze vijf boeken naar de top:

‘City’ van Alessandro Baricco. In een unieke schrijfstijl schetst Baricco de exploten van een aantal kleurrijke figuren. Ik blogde: ‘'City' is eersteklas leesvoer dat handelt over een wiskundig wonderkind (Gould) en zijn gouvernante genaamd Shatzy Shell, een jonge vrouw met een wel geheel eigen kijk op het leven. Een bijwijlen humoristische raamvertelling die eveneens het verhaal van een bokser en een western omvat. City: elke straat in de stad een mensenleven, een verhaal, de ene meanderend in de ander.’

‘On Chesil Beach’ van Ian McEwan. In een sierlijk proza vertelt Ian McEwan ons iets over de moraal van de vroege jaren zestig, toen een vergissing begaan op een huwelijksnacht, onherroepelijk het leven van twee jonge mensen een andere kant kon opsturen. Een pakkend verhaal. Maar het boek is ook een goede illustratie van de kracht van het ‘imaginaire’, het beeld, als aanhechtingspunt van ons verlangen. Men leest duidelijk hoe de protagonisten tot elkaar worden aangetrokken – als valken door een loer – na het eerste ‘visuele’ contact, mooi en genuanceerd in lyrisch proza gevat door McEwan. Lees dit boek tijdens een weekend aan zee.

‘Nemen we samen afscheid van de Liefde’ van Paul Baeten Gronda. Een Vlaams debuut. Zoals zoveel romans in ons taalgebied geschreven in de verkeerde overtuiging dat het enkel ‘Literatuur’ met grote ‘L’ kan zijn als het triestig is. Maar toch een consistente duidelijk gearceerde roman over de pijn van het zijn in familieverband. Gronda’s taalgebruik dat zowel schokkend als grappig is, schiet dit boek de top vijf in. Lees dit tijdens loom zomerweer, alleen in de tuin.

‘Blindsight’ van Peter Watts. Een SF roman over ‘first contact’. Een waarlijk vreemd tuig drijft ons zonnestel binnen. Vijf wetenschappers gaan op onderzoek en ontdekken iets dat alle beschrijving tart. Een overvloed aan knappe ideeën in een roman die waarlijk nieuwe elementen toevoegt aan het begrip ‘first contact’. Te lezen wanneer je eens van je sokken wenst te worden geblazen.

‘Under the Dome’ van Stephen King. Ja sorry, deze klepper moest erin. Op de valreep. Hij heeft het hem weer gelapt. Na een tweetal goede-doch-niet-denderende verhalen (Duma Key en Liseys’ story) toont dit boek ons de meester terug in grote doen. Een stadje wordt plots van de buitenwereld afgesneden door een grote koepel. Niemand kan er nog in of uit. King houdt het ‘bovennatuurlijke element’ beperkt en bespeelt een aantal thema’s met verve en inzicht. Bijvoorbeeld: Wat gebeurt er met mensen in extreme condities, valt de beschaving als een dun laagje vernis weg? Hoe snel vervagen de normen? Wat als een raadslid grootheidswaan krijgt en de politie als zijn persoonlijke militie begint te gebruiken? Wanneer ben je een terrorist en wanneer ben je geoorloofd in je verzet tegen een gevestigde orde? En er zitten nog zo zoveel meer elementen in het boek: De klimaatsverandering, (het wordt aardig warm onder de koepel), hoe onze zonden uit het verleden ons toch steeds weten te vinden en godsdienstfanatisme om er nog maar enkele te noemen. Soms lijkt het dat het ingesloten dorpje wat teveel bevolkt is met slechteriken en bullebakken maar het leest als een trein.

In de categorie ‘Film’ (Waarom niet?) werden deze titels uit een oogst van 95 films weerhouden:

‘Caramel’, vrouwenverhalen in een Libanees schoonheidsalon, (of hoe geen vrouw ooit krijgt wat ze verdient).‘The band’s Visit’, hoe de kloof tussen twee culturen nooit zo diep is, als men weet dat we allemaal dezelfde pijn ervaren. ‘Aanrijding in Moscou’, Barbara Sarafian, een Mona Lisa met een sappig Gents accent in een bitterzoete komedie. ‘Die Fälsher’, valsemunters worden door nazi’s aan het werk gezet om de oorlogseconomie van de geallieerden te ontwrichten, gebaseerd op een waar gegeven. ‘Control’, biopic over het leven van Ian Curtis, frontman van Joy Divison, in prachtig zwart-wit vormgegeven door Anton Corbijn. ‘Moon’, een verrassend verhaal over identiteit, herinneringen en eenzaamheid. Eerste film van de zoon van David Bowie. Sam Rockwell levert hier een knalprestatie als mijnwerker, ‘alleen’ op een maanbasis. ‘The Wrestler’, Mickey Rourke’s prijswinnende terugkeer als uitgebluste worstelaar die de relatie met zijn dochter terug wil oppikken. ‘The Darjeeling Limited’, een kleurrijke, grappige en bizarre treinreis door India met Owen Wilson. ‘Coraline’, een knap sprookje uit de koker van Neil Gaiman met de stemmen van Dakota Fanning, Teri Hatcher, Dawn French en Jennifer Saunders.

Zo Boppers, dat was Boekenknuls Boek- en filmjaar 2009. Neem en lees hiervan, gij allen. En vooral: beste wensen voor het nieuwe (lees)jaar. Bim Bam de klokken, ontkurk de flessen en maak er iets moois van!

woensdag 23 december 2009

Jaaroverzicht (1)

Het is zowat de tijd van het jaar om boekengewijs even achteruit te kijken. Wat hebben we gelezen? Wat was goed? Hoeveel boeken hebben we gelezen? De laatste vraag is van een iets infantielere aard. We weten wel dat het de kwaliteit is die telt, en niet de kwantiteit, maar elke boekenwurm zal je wel vertellen dat er ook een pervers genot te beleven is aan het tellen van boeken, het vullen van die boekenplanken en het imaginaire – maar ook reële - verzamelen van steeds meer titels.

Ik heb eens een kortverhaal gelezen dat was gebaseerd op deze verzamelwoede. (Helaas herinner ik me de titel niet meer.)
De hoofdpersoon is een rijke zonderling die zich als doel stelt om elke roman die ooit is verschenen te lezen. Zo gezegd zo gedaan. Hij laat zijn bibliotheek vullen met massa’s boeken. En iedere dag worden er verse ladingen afgeleverd. Hij is zo een aantal jaren bezig met het aan de lopende band verslinden van boeken tot hij op een bepaald moment een onaangenaam gevoel ervaart tijdens het lezen. Hij kan er eerst niet zo direct een vinger op leggen. Maar het gekmakende gevoel persisteert tot het hem begint te dagen dat hij een boek aan het herlezen is. Met een gevoel van afgrijzen, smijt hij het boek weg en geeft opdracht om alle gelezen exemplaren te vervangen door houten replica’s zo kan hij nooit meer abusievelijk een boek uit zijn bibliotheek nemen dat hij al heeft gelezen. Hij begint nu echter in te zien dat zijn taak zonder einde is en dat hij zijn nederlaag zal moeten toegeven. Soms voel ik me verwant met deze trieste figuur. Niet dat ik alle boeken wil lezen die ooit werden geschreven. (Maar het scheelt niet veel.) Nee, hiervoor is er helaas te weinig tijd.

Daarom ben ik blij te zien dat er dit jaar toch heel wat goede boeken door mijn handen zijn gegaan. Ik klok af op vijftig gelezen exemplaren. Niet-uitgelezen boeken tellen niet mee en de boeken zijn daarom niet allemaal dit jaar verschenen. Boekenknul maakt zijn eigen regels.

In de categorie ‘Non-Fictie’ vermeld ik graag de volgende vijf laureaten:

‘How Proust can change your life’ van Alain de Botton. Een klein doch fijn boekje. De Botton leert ons met Proust kijken naar de details van het alledaagse leven en hoe men vanuit deze – eigen - stille ervaringen veel meer kan leren dan men denkt. Dat men in feite van op zijn bed ook tot diepe inzichten kan komen als men maar de tijd neemt om een en ander rustig te observeren en te overpeinzen. Daar bovenop leert Proust ons wat vriendschap en schoonheid is. Lees dit ’s ochtends na het ontbijt bij een goede kop Darjeeling thee, bij voorkeur met uitzicht op wat groen en fauna. (Spelende vogeltjes in de haag bijvoorbeeld.)

‘Waarover ik praat als ik over hardlopen praat.’ Van Haruki Murakami. Reeds besproken op de blog. Altijd leuk om te weten waarom een andere loper loopt. We lopen niet allemaal om te vermageren of om aan onze conditie te werken. Sommigen worden gedreven door een onzichtbare hand, anderen doen het voor het pure loopplezier, een enkeling is op zoek naar dat vitale en heldere moment van contemplatie dat je kan overvallen wanneer het zweet je in de schoenen staat. Dit boek lees je best na een pittige training, in je luie zetel met een ice-pack op een zere knie of pees en met een fris ambachtelijk gebrouwen biertje binnen handbereik. Ook een interessant boek voor mensen die niet lopen trouwens.

‘Het einde van de Psychotherapie’ van Paul Verhaeghe. Niet echt een opbeurend boek. (Zie hier voor een ander al besproken boek van hem.) Verhaege, hoogleraar aan de Universiteit Gent en psychoanalyticus neemt in dit boek onze moderne maatschappij en diens gerichtheid op de onmiddellijke bevrediging van elke wens, (Want je verdient het!) op de korrel. Ook de genezing dient steeds meer via pillen bewerkstelligd te worden. Therapie wordt geschoold op statistische gemiddeldes en economische principes. We verliezen langzaam de mogelijkheid om via taal en reflectie problemen te mediëren. Nee, het moet nu allemaal opgelost worden en het mag me geen inspanning kosten. De individuele ‘psychische’ bewerking ontsnapt ons meer en meer. Zie de gevolgen in de toenames van ‘ADHD’, depressies, burn-out, en agressie. Psychologie als slaafje van de farmacologie met als gevolg een wildgroei van allerlei persoonlijkheidsstoornissen en psychiatrische diagnostische modellen die slechts in ‘naam’ een realiteit (mis)vatten die enkel in het subjectieve een werkbare waarheid kan hebben. Een must-read boek voor zowel leek als psycholoog.

‘Yemen, travels in Dictionary land’ van Tim MacKintosh-Smith. Boekenknul schreef hierover reeds:’…in …schetst hij zijn gastland als een intrigerend kluwen van genealogie, landschapstopologie, taalkunde en geschiedenis, wat enorm veel anekdotes, weetjes en inzichten oplevert.’ Een uniek reisboek over een exotisch land met hoge X-factor. Lees dit boek ’s avonds na een zware werkdag in je geliefkoosde leeszetel. Bij voorkeur op een winteravond.


‘In Arabian Nights’ van Tahir Shah. Een boek over verhalen en hoe die een cultuur kunnen vormen. Hoe verhalen een rijkdom en kennis kunnen ontsluiten en hoe er voor iedereen een welbepaald verhaal bestaat. Maar wat meer is: hoe je het kunt herkennen als je het hoort. Een boek over de diepe mystieke verhalenlaag die de Marokkaanse cultuur schraagt. Lees dit voor het slapengaan en je wordt fris en monter wakker.


Volgende week: de boeken in de categorie 'Fictie' en de films! En waarom niet eens zelf reageren met jullie eindejaarslijstjes? Anders blijf je wachten op een telefoontje van Humo!

woensdag 16 december 2009

The game is afoot! (2)

Voor vele mensen bestaat Sherlock Holmes echt (sic!) Nog steeds worden bakken post afgeleverd op diens ‘fictieve’ adres: 221B Baker Street. Mark Frost speelt het spel subtieler in ‘The list of Seven’. Dit boek is de eerste roman van de man die samen met David Lynch ‘Twin peaks’ creëerde. Voor Boekenknul kan dit tellen als referentie. Hoofdrolspeler is Arthur Conan Doyle, de geestelijke vader van Sherlock. Nadat Doyle een manuscript heeft ingediend bij een uitgever wordt hij totaal onverwacht het doelwit van een bende criminelen. Bovennatuurlijke elementen dienen zich aan maar plots wordt Doyle bijgestaan door een merkwaardig figuur: Jack Sparks. Een spion en avonturier, een uitermate veelzijdig man die zijn intellect in dienst stelt van de kroon en die uitzonderlijk veel gelijkenissen vertoont met Sherlock Holmes en uiteindelijk Doyles inspiratiebron zal zijn voor diens legendarische detective. Ingenieus vormgegeven en sphincterknijpend spannend is dit een must voor iedereen met een liefde voor de vioolspelende en pijprokende vader van alle detectives.

Of niet? Is Holmes misschien gebaseerd op een eerdere romanfiguur? Heeft Doyle de mosterd elders vandaan? De meest voor de handliggende kandidaat is natuurlijk Edgar Allen Poe’s C. Auguste Dupin, einzelgänger, enigmatisch, koel en berekend, meesterlijk in zijn hantering van de deductieve logica , is Dupin een uitzonderlijke creatie .De persoon die de ‘Murders in the rue Morgue’ oploste en een diplomatiek incident wist te vermijden in ‘The Purloined letter’ kan zonder problemen gelezen worden als een voorloper van Holmes. De wijsneus Dupin heeft zelfs zijn eigen Watson aan wie hij zijn aanpak op een overduidelijke manier uitlegt ten behoeve van de lezer. Poe heeft heel wat schitterende verhalen geschreven. Meester van het macabere, mag hij terecht genoemd worden in één adem met Doyle en andere 19de eeuwse schrijvers die de grenzen van het nieuwe genre aftastten. Ook Agatha Christie kende haar klassiekers, bewijze de verdienstelijke hommage in de figuur van Poirot. (een Belg; geen Fransman zoals Dupin.)

Holmes is echter wel de mal waaruit tal van detectives zijn gemaakt en zijn erfenis is groot. Een massa schrijvers zijn verder schatplichtig aan een figuur die nog steeds postmodernistisch wordt gedeconstrueerd in nieuwe – meestal getroebleerde – incarnaties. De nieuwe lichting speurders houden het vuur brandend. Ik wil jullie zeker niet Jonathan Lethems ‘Motherless Brooklyn’ onthouden. Wezen, gangsters en andere kleurrijke figuren bevolken dit gelaagde universum waarbinnen Lionel Essrog, die lijdt aan het syndroom van Tourette, een moord probeert op te lossen. Hij heeft een massa obsessionele tics (waaronder het moeten aanraken van mensen waartegen hij spreekt) die hij voortdurend probeert onder controle te houden. Dit is niet zozeer een taalkundig truckje om onze aandacht vast te houden maar een onthullende kijk in het chaotisch brein van een persoon die we snel leren waarderen en die verwikkeld is in een ongewoon spannend en bizar avontuur, vechtend tegen zijn talige opstootjes en impulsen. Een aanrader!

Als ik toch nog één uitstapje mag maken naar de film: Gene Wilder, Leo Mckern, Marty Feldman en Madeleine Kahn in ‘The adventures of Sherlock Holmes’ younger brother’, meer moet dat soms echt niet zijn! Hop, Hop the Kangaroo Hop!! De Boppers die weten waarover ik het heb, rollen nu over de vloer van het lachen.

dinsdag 8 december 2009

The game is afoot!

Oorspronkelijk te vinden in Shakespeare (King Henry IV) maar veelvuldig gebruikt door het prototype van de ‘rationele’ detective, Sherlock Holmes, kondigt deze uitspraak veelal de echte start van het avontuur aan. De hoofdrolspeler heeft de handschoen opgenomen en zich als doel gesteld de snoodaard van dienst tot de orde te roepen. De onverlaat zal zijn of haar verdiende loon niet langer kunnen ontlopen. Gerechtigheid moet er zijn! Maar hoe de protagonist daar uiteindelijk, door zijn vernuft, branie en panache zal in slagen, maakt juist de kracht van het verhaal uit.
Het detectivegenre is oneindig divers in al zijn mogelijke uitingsvormen en verschaft ganse lezerscharen bakken leesplezier omdat we toch allemaal willen weten wie het gedaan heeft.
Ik hou van de klassiekers maar ook van nieuwe verhalen in bekende settings, heruitgevonden avonturen door creatieve schrijvers nieuw leven ingeblazen. Schrijvers die zowel gebruik maken van een gedeelde terminologie en de gekende conventies en tradities van het genre, maar tevens ook nieuwe elementen aan het canon toevoegen, zowel in thema, aanpak als stijl.

Laat ik daarom beginnen met Caleb Carr’s debuut ‘The Alienist’. (Vertaald als ‘De Ontmaskering’.) New York, negentiende eeuw (in de beste ‘mist en koets’-sfeerscheppende traditie) een seriemoordenaar heeft het gemunt op prostituees en de burgemeester (een jonge Theodore Roosevelt) roept de hulp in van dokter Laszlo Kreizler, die zich in het donkere hart van de moordenaar dient te verplaatsen. Dokter Kreizler is een soort van proto-psycholoog of ‘alienist’ zoals men dat in de begindagen van die wetenschap omschreef. Hij houdt zich namelijk bezig met mensen die ‘vervreemd’ zijn van de maatschappij (lees: gek). Wat het boek zo fascinerend maakt om te lezen is de aanpak van dokter Kreizler. Caleb Carr beschrijft het alsof Kreizler de eerste is die een soort van psychologische profilering probeert toe te passen om de moordenaar te vatten. Daarbij wordt hij bijgestaan door twee jonge agenten die op hun beurt ook als eersten in hun vak een aantal principes en nieuwigheden op het vlak van forensisch onderzoek toepassen. Hoe dit zich ontplooit en verhoudt in het spanningsveld van onbegrip en weerstand van een gevestigde orde en een reeks van venijnige moorden gepleegd door een schijnbaar ongrijpbare sadist, maakt van dit boek een adembenemende leeservaring.

Men kan het er ook nog dikker opleggen en Sigmund Freud effectief laten meespelen in het verhaal. Dat doet Jeb Rubenfeld in ‘The interpretation of Murder’. Een allusie op Freuds meesterwerk ‘The interpretation of dreams’, probeert het Freuds negatieve ervaring van een bezoek aan New-York in 1909 te herschrijven. De setting is gelijkaardig en Freud en een jonge Amerikaanse onderzoeker worden ingeschakeld in de zoektocht naar de dader van de overval op een jong meisje die na haar gruwelijke ervaring gebonden werd teruggevonden. Het slachtoffer herinnert zich niets meer van het voorval en verkeert in de onmogelijkheid om erover te praten. Ja hoor, het trauma werd ‘verdrongen’ en Freud moet de inzichten uit zijn embryonaal wetenschapsgebied toepassen op een meisje die nogal wat gelijkenissen vertoont met ‘Dora’, het onderwerp van een echte gevallenstudie van Freud. Opnieuw is de historische enscenering en de manier waarop men de misdaad probeert te ontrafelen verantwoordelijk voor het leesplezier. Dit is zeker niet de eerste keer dat Freud ter hulp wordt geroepen. In de hoogst amusante film ‘The Seven Per-Cent Solution’ van Herbert Ross met Alan Arkin, Vanessa Redgrave en Robert Duvall wordt Freud ingeschakeld om Sherlock Holmes van zijn cocaïneverslaving af te helpen. (7 % oplossing) Best grappig, daar we allemaal weten dat Freud (in real life) een gelijkaardige demon heeft moeten overwinnen. Meer over Sherlock en diens epigonen in de volgende blogpost!!

woensdag 2 december 2009

Mash-ups, Cross-overs & Tie-ins....

Mash-ups, cross-overs, tie-ins...er is soms wel iets te zeggen voor deze kruisbestuiving van ideeën en formats. De eeuwige vraag of het boek nu beter is dan de film laten we even buiten beschouwing. Soms kan een verderzetting via een ander medium de oorspronkelijke mythologie uitdiepen en aankleden. Soms kan een verfilming een andere visie in de verf zetten. En soms is een ander medium de betere keuze om iets verder uit te werken. Maar niet zelden is het resultaat niet gespeend van enige onzin en geldgewin.

Vroeger durfde ik me al eens - wanneer ik teveel op mijn honger bleef zitten – op de goedkope paperbacks werpen, die me verdere avonturen uit een geliefkoosd universum beloofden. Lichtgewicht literatuur, snoepjes die de leegte tussen TV-seizoenen of sequels dienden op te vullen. Zo heb ik me bezondigd aan Star Trek romans, X-Files- & Millenium verhalen, maar ook aan de Star Wars boeken…Ik weet het, ik was een junkie…en meestal ontwaakte ik uit deze roes met een indigestie of een lichte vorm van vervreemding en verwarring.

Daarom ga ik al enkele jaren cold turkey en lees enkel nog originele verhalen en romans. Om dezelfde reden lees ik ook geen boeken meer die verder borduren op ideeën van een andere schrijver. Zo heb ik als eeuwige fan van ‘Dune’ de prequels gelezen, geschreven door Brian Herbert en Kevin J. Anderson. Achteraf was ik meer teleurgesteld dan verblijd. Sommige onderdelen van een favoriet verhaal – waarnaar de schrijver slechts zijdelings refereerde, maar die de lont aan het kruitvat van de verbeelding staken en waar niet verder werd op ingegaan – blijven beter onbekend. Liever overgeleverd aan een kwellende onzekerheid die het vliegwiel van de imaginatie verder aanzwengelt dan blootgesteld te worden aan een brutale expositie van een loonschrijver die de mystiek uit het epos doodschrijft. Wat de ‘Dune’ boeken betreft zijn de prequels over de families (House Atreides, Harkonnen en Corrino)nog best te pruimen, maar de andere boeken laat je liever links liggen als je de erfenis van Herbert een beetje wenst te respecteren. De rest van het aanvullend canon lijkt een formulaïstisch-boekhoudkundig resultaat, eerder dan een gestage en boeiende uitbouw van het Duin universum.

Dit gezegd zijnde, wens ik toch een positieve ervaring te onderstrepen. Wie herinnert zich niet het schitterende ‘Twin Peaks’, ontsproten aan het exotische brein van David Lynch: een amalgaam van uitzinnige karakters en plotwendingen en ideeën waarvoor de woorden ‘bizar’ en ‘uitzinnig’ lang niet toereikend waren. Een serie die ons wekelijks met open mond, klamme handen en rechtopstaand nekhaar voor het TV scherm gekluisterd hield. Dale Cooper was mijn held. Hij was de belichaming van een nieuw soort transcendente absurditeit met een eigen logica, een mix van kinderlijke onschuld en doorleefde levenswijsheid, een combinatie van Lynchiaanse dramatiek, Victoriaanse rationaliteit en Gotisch drama. Een soap op speed, een culturele referentiespuiende raamvertelling die overal en nergens naartoe ging. Ik was er gek van. Dus las ik ook alles waar ik mijn handen kon op leggen. ‘My Life, My Tapes’ (as heard by Scott Frost) is een voorbeeld van hoe een tie-in moet zijn. Niet alleen was het een uitdieping van het hoofdkarakter maar het toonde ons ook iets meer van de mysteries waarop de verhaallijn dreef en wat vooraf ging in de Twin Peaks tijdlijn, met een goed gedoseerde expositie die vroeg naar meer. Het was opgesteld in dagboekvorm en de vroege exploten van Dale Cooper en zijn jeugdige wedervaringen zijn zo humoristisch gevat, dat ik soms luidop moest lachen. Dat was een waarlijk bevredigende leeservaring. En het is toch dat, beste Boppers, waar we steeds naar op zoek zijn, waar we telkens weer op hopen als we een nieuw boek openslaan?

maandag 23 november 2009

Once more with feeling.....

In den beginne was er het woord. En het woord was goed. Het woord gaf ons leven. Want alles start met een verhaal. Een verhaal waarin mensen zich herkennen, een verhaal dat begeestert, waarin je jezelf letterlijk kunt verliezen. Soms is het spannend en meeslepend, soms is het leerrijk en verhelderend en leert het ons iets over onszelf. De beste verhalen zijn een combinatie van beide.

Maar een verhaal is niet genoeg. De gebeurtenissen moeten gedragen worden door karakters van vlees en bloed. Karakters met een achtergrond en een persoonlijkheid, een insteek en motivatie, geen bordkartonnen instrumenten ten behoeve van de plot, geen vrijblijvende plotmastiek. Maar dit is nog niet alles. Er is nog een derde element: dialoog. Wat ook de vorm is waarin men het verhaal vertelt (boek of film), het is de gehanteerde taal die ons uiteindelijk als een vis aan de haak het verhaal binnen trekt...willens nillens. Dialoog is de uiting van karakter, het stuwt de ontwikkeling van het verhaal, het maakt het verschil tussen geloofwaardigheid en oppervlakkigheid. Goede dialoog, geschreven door een schrijver (Stephen King, Elmore Leonard, Quentin Tarantino,…) met een oor voor spreektaal is een vrijkaart voor een topopvoering. Alles start dus met de schrijver. Met de creativiteit en het metier van degene die het verhaal of het script op papier zet.

Daarom heb ik een grote waardering voor mensen zoals Joss Whedon. Verantwoordelijk voor 7 seizoenen van ‘Buffy the Vampire Slayer’ (8 seizoenen als je de ‘comics’- continuatie meetelt) heeft hij met elke aflevering het Olympisch minimumniveau voor kwalitatieve TV shows ietsje hoger getild. Met elke aflevering ging je meer van de personages houden, en ondanks mijn grote afstand tot de demagogische doelgroep, werd ik langzaam en zonder verweer ondergedompeld in de ‘Buffyverse’. De show werd gekenmerkt door creatieve verhaallijnen, een frisse wedergeboorte van de oude vampierenmythologie, sprankelende dialogen en extreem grappig taalgebruik (Does anybody feel like they have been Keyser Sozed?) en een supercast! Een aantal memorabele afleveringen springen er toch uit. ‘The body’ een hartverscheurend en ingetogen confrontatie met de dood van haar moeder, ‘Hush’ een kippenvel inducerende horroruitstap zonder woorden en ‘Once More with feeling’: alles wat goed was aan Buffy, maar dan onder de vorm van een musical !!

Whedon liet het daar niet bij. Zijn volgende project, ‘Firefly’, ging over een groep vrijbuiters die uit de klauwen probeert te blijven van een centraal gezag met fascistische trekjes. Gesitueerd in een niet nader bepaalde toekomst vliegen ze space-opera gewijs van de ene uithoek van het heelal naar de andere. Maar hier opnieuw is de setting maar een excuus om goede (universele) verhalen te vertellen, gekenmerkt door een subtiele en uitgewerkte karakterontwikkeling. Helaas is deze show na 16 afleveringen ter ziele gegaan. Het is een terugkerend zeer bij genreshows dat de netwerken zeer snel een show aborteren wanneer de kijkcijfers tegenvallen. Vroeger werd een show nog de tijd gegund om langzaam een publiek op te bouwen. Maar die tijd zijn we intussen ook voorbij. Gelukkig had Firefly een grote schare fans en Whedon kon met de film ‘Serenity’ toch nog een en ander van zijn verhaalontwikkeling afronden. Maar helaas niet alles, en de fanboy in mij is uitermate ontstemd en bedroefd over de tal van mogelijke Firefly-avonturen die hierdoor ontbeerd moeten worden. Whedon lanceerde dan maar een hilarische webmusical ‘Dr. Horrible’s Sing-Along Blog’.

Daarna kwam hij terug naar televisie met ‘Dollhouse’, ook bij ons te volgen op 2BE, maar ondertussen reeds gesneuveld in de US tijdens het tweede seizoen. Het netwerk trok er de stekker uit. Ik heb een aantal afleveringen bekeken en het afvoeren van de show doet me weinig. ‘Dollhouse’ werkte niet voor mij. En ik vraag me af waarom Whedon, genie dat hij is, een van de grootste verhalenvertellers van het laatste decennium, niet heeft ingezien waarom. Omdat de premisse van de show ingaat tegen één van zijn basisstellingen. Je moet je namelijk kunnen identificeren met de hoofdpersonages. En dat gaat zeer moeilijk als de hoofdpersoon iedereen week telkens een andere persoonlijkheid krijgt ‘gedowndload’ en de rest van de karakters – pardon my French – (bijna)beuzakken zijn. De personages uit ‘Buffy’ & ‘Firefly’, daar had je graag bevriend mee geweest. Maar het kon me niet schelen wat er met die gasten uit ‘Dollhouse’ gebeurde…Dat is een regel met een heel breed toepassingsveld. Zo lees ik ook met node een roman uit waarvan ik het hoofdpersonage niet kan luchten….life’s too short for that, you know.

Voor Joss is nu de maat vol. Hij wil zich concentreren op Film en Internet, misschien nog comics…Hij zal wel een uitlaatklep vinden om zijn ding te doen. We hebben het volste vertrouwen in zijn kunnen en in zijn onbeheersbare drang om verhalen te vertellen. Komaan Joss, once more with feeling…

zondag 22 november 2009

Terug uit de woestijn....

Net terug van een reis naar het zuiden van Marokko. Steden zoals Marrakesh en Ouarzazate stonden op het menu maar ook een vijfdaagse trektocht door de woestijn met temperaturen van 40 graden en ijskoude nachten onder een imposante sterrenhemel, met vers brood gebakken op warme kolen, geurende tajines , liters muntthee, maar ook met uitgestrekte desolate steenvlaktes, zandduinen en de stilte, steeds de stilte. Kortom het was er weer een om te koesteren. Wat intestinale restverschijnselen, maar een kniesoor die daar op let.

Men vraagt me soms: waarom steeds weer die woestijn. Ik heb het in deze blog reeds gehad over de betovering die je overvalt wanneer je onder de warme zon urenlang rustig verder sjokt en de gedachten langzaam opdrogen, wanneer het enige wat je hoort de zachtjes ruisende wind is en wanneer de blik zich eindeloos verder kan ontrollen langs een zinderende einder. Ik ga dit dus hier niet opnieuw doen. Zo ook vraag ik me soms af of alles wel moet verwoord worden. En dan nog is er een rest die helemaal niet kan beschreven worden. Toch dacht ik jullie een aantal dagboekfragmenten weer te geven van eerdere gemaakte woestijnreizen. Mogelijks springt een vonk van het heilige vuur over…

Tunesië – oktober 2003 – Dag 2:
Om 7.45 uur zijn we weer op pad. We wandelen een drietal uren, vinden prehistorische speerpunten en woestijnrozen. Soms lopen we met twee of drie samen en praten we wat, soms nemen we wat afstand en wandelen eenzaam de steeds kleiner wordende karavaan achterna. S. is enorm populair bij de meereizende vliegen. Zijn rug is één wriemelende zwarte massa. Maar hij is niet alleen. Best is de vliegen rustig op je rug te laten zitten. Maak je onverwachte of bruuske bewegingen dan lost de plaque vliegen zich op in een toornige wolk die luidruchtig rond je hoofd tolt. Rond 11.00 uur slaan we de tent op voor de middagrust en de lunch. Iedereen lijkt in te dommelen. Het is warm en een hete droge wind komt opzetten….

Sinaïwoestijn – november 2005 – Dag 2:
…we trekken verder de woestijn in en na een wandeling van een goede drie uur door rotsachtig terrein langsheen wadis en uitgeholde paden, komen we aan in onze kampplaats. Het is het tijdstip van het gouden avondlicht. Fijn opstuivend zand en de bijna pulserende gloed van het avondlicht dat de rotsen in diepe okertinten laat oplichten, toveren het landschap om in een onwezenlijk droomdecor. Daar middenin, de grote tent pal in het licht van de ondergaande zon. We worden verwelkomd door Mustafa, onze kok, met thee en koekjes. We doen onze schoenen uit en vleien ons neer op het tapijt. We praten bij en reconstrueren de dag uit de vele afzonderlijke getuigenissen. Iedereen moet als het ware zijn hart luchten, wil de schoonheid die we gezien hebben ons niet blijvend met verstomming slaan…

Egypte – Westelijke woestijn – november 2006 - Dag 5:
…na het ontbijt wandelen we door wat we terecht niets anders kunnen noemen dan een witte woestijn. Fonkelende helderwitte rotsformaties tegen een diepblauwe hemel. We wandelen doorheen een labyrint van door de wind uitgeholde en uitgefreesde witte rotsformaties, sommige zo groot als een huis, andere nemen de versteende vorm aan van een zandheuvel of een aangespoelde walvis. De verbeelding slaat hier werkelijk op hol. Ze vindt geen houvast meer op de netjes afgeschuurde en gepolijste rotsvormen…en dit terwijl de zon steeds hoger klimt. Water, water, water….


Libië – het zuiden – november 2007 – Dag 6:
…vandaag geen ontbijt. Voel me nog wat zwak van de rusteloze nacht. Diarree! Het moest er eens van komen. Het wordt weer warm en de wandeling duurt lang. J. krijgt het een beetje lastig. Hij heeft hetzelfde probleem als ik. ’s Middags eet ik toch wat brood maar J. eet niets. Tijd om wat te rusten en te lezen. Dan komt er een geweldige wind opzetten. Rond drie uur vertrekken we voor het tweede luik van de dagtocht. We moeten nog een twaalftal kilometer doen. Het wordt een zeer lastige tocht, bijna episch…althans in mijn verbeelding. We vorderen over een uitgestrekte vlakte waar we gezandstraald worden door de hete wind. Het gaat steeds heviger waaien. De lucht boven ons blijft helder blauw maar 360 graden rondom ons wordt alles wazig en mistig door het opstuivende zand. Dan maar de chèche goed aanbinden en doorbijten. Het wordt een helletocht. Iedereen moet een extra inspanning leveren. De duinen in de verte lijken niet dichter te komen. Maar toch…na drie uren tegen de wind vechten, komen we aan in het kamp. Iedereen zakt uitgeput neer voor de thee. Mijn keel brandt, mijn benen trillen en ik voel me ongelooflijk slap door het weinig eten…maar dat was een tocht om nooit te vergeten…en de wind gaat liggen.

Marokko – het zuiden nabij Zaghora – november 2009 – Dag 6:
Vanavond bakken de berbers vers brood in een put gevuld met houtskool. Het avondeten bestaat uit soep met het nog warme brood en groetenstoofpot met rijst. We eten rondom het kampvuur en sluiten deze dag af met thee, fruit en wat verhalen uit de duizend en één nacht vertellingen.


Ik bedoel maar…als ik alleen nog maar de laatste zin herlees dan besef ik opnieuw hoe uitzonderlijk deze laatste reis opnieuw was. Je gaat het helaas echter maar ten volle appreciëren wanneer je op een grijze zondagmiddag je blog aan het updaten bent….

woensdag 28 oktober 2009

Reizen om te leren?

Binnenkort vertrek ik terug op reis. Ditmaal naar Marokko. Hoe bereid je jezelf voor op een reis teneinde er zo veel mogelijk uit te halen? Laat ons eerst duidelijk maken wat dat 'er uit halen' betekent. Het is duidelijk dat eenieder wel een ander doel beoogt met een reis. Te veel maken we de fout om onszelf als ijkpunt te nemen in een poging de beweegredenen van anderen te begrijpen. Ook hier is niets voor de hand liggend en loont het om even verder te kijken dan de neus lang is. Mensen benaderen elke situatie of een appel naar hen toe, op een andere wijze, ingekleurd door een veelheid van meegegraaide ervaringen, eerder permanente en fundamentele subjectief verschillende posities ten opzichte van de grote symbolische wereld om hen heen, maar ook gekleurd door hormonale fluctuaties, de hoeveelheid nachtrust, de regelmatigheid van de stoelgang, het fysisch welzijn en/of door vluchtige emoties en andere toevalligheden.

Dit maar om aan te geven dat we het dikwijls niet weten waarom de een zo en de ander zus reageert. En dus ook niet waarom die persoon nu net deze reis maakt. De subjectieve pasmunt van de motivatie is dan wel soms nog zichtbaar, de eventuele opbrengsten in deze mentale economie soms veel minder. Kortom, terug naar de steekproef van één: mezelf dus. Want soms leert men meer uit de nauwgezet uiteenrafelen van één bepaalde en subjectieve handeling, dan uit de poging een algemeen globaal model uit te bouwen waarin iedereen dan willens nillens moet passen. Dat wist Proust ook al. Hoewel hij er eerder van uitging dat iedereen fundamenteel gelijk is en dat we in een goede romanfiguur altijd dingen van onszelf kunnen herkennen en zo iets kunnen leren over onszelf. Dit is ook een waarheid, uitgestald vanuit een ander gezichtspunt.

Ik maak een onderscheid tussen een reis op vertrouwd terrein, zonder al te veel verrassingen, maar met een wissel op een zekere vorm van rust en goed weer en een reis die misschien wel kan leiden tot wat verrassingen. Een reis die wat verwondering kan oproepen. Een reis die ons een beetje dooreen schudt en toont dat er ook andere manieren zijn om in de wereld te zijn, en dat we - om een cliché te gebruiken - mogelijks een en ander kunnen leren van een andere cultuur, iets dat ons kan verrijken. Zo mag ik graag reizen naar Noord-Afrika, naar de woestijnen en merken dat men daar toch iets anders omgaat met elkaar, met de tijd, met de omgeving. Die confrontatie met andere waarden, bruuskeert soms vastgeroeste opinies of ideeën. En met dat het wrikken, komen vastgelopen tandwielen weer in beweging...Men treedt een beetje uit zijn vaste referentiekader waardoor het aanmatigende 'sérieux' van ons dagelijks bestaan en de soms verstarde aanwassen van onze gewoontes, in een ander licht worden bekeken. Dit belet niet dat ik ook gewoon wel eens met mijn luie krent in het zand wil liggen lezen.

Maar we gingen het uiteindelijk over reisvoorbereidingen hebben. In mijn geval probeer ik zoveel mogelijk te leren uit reisverhalen en dagboeken van anderen die me zijn voorgegaan. Ik kijk naar kaarten, probeer iets van de taal mee te pikken, leer wat over de geschiedenis en cultuur. Het helpt soms een en ander te zien of te plaatsen dat anders onopgemerkt zou gebleven zijn. Dit alles is echter geen garantie voor een geslaagde vakantie. Je moet ook kunnen afstand nemen en je lot in de handen van de voorzienigheid leggen. Je moet geduld kunnen oefenen en soms gewoon ook wat geluk hebben. Maar dan nog kan het gebeuren dat je bij aankomst op de luchthaven van de trap valt en je door Europe Assistance moet gerepatrieerd worden. Maar dan beste Boppers, heb je tenminste het genoegen gekend van de zoete anticipatie, heb je weer wat bijeengelezen of geleerd. Zo zie je maar. ‘Come prepared!’ En je wint altijd. Maar dat is de boy scout in mij.

vrijdag 23 oktober 2009

Radio Nostalgie...

De titel kan hier een beetje misleidend zijn. Hoewel ik bij tijd en wijlen graag naar muziek uit vorige decennia luister, is het onderwerp van deze week niet enkel gebonden aan radio maar aan een breed scala van media. Als we dan toch starten met radio, is het jullie ook opgevallen dat de radiozenders met playlists vol hits uit de jaren 60’ en 70’ als paddenstoelen uit de grond schieten. Naast de Franse Radio Nostalgie (reeds jaren een must voor eenieder die naar het zuiden van Frankrijk tuft), hebben we nu ook een Belgische Radio Nostalgie (oeverloos ochtendlijk geëmmer incluis), Classique 21 (oude waarde maar een groteske overvloed aan reclame), Ambigold en nog een trits zenders met grote blokken ‘oldies’ programmatie.

Is dit omdat nostalgie verkoopt? Is dit omdat de huidige relatief kapitaalkrachtigen (dwz. veertigjarigen) opgroeiden in diezelfde jaren en daarom een mooie marketing doelgroep vormen? Op TV loopt momenteel het programma ‘de jaren stillekens’ waarin presentator Steven Van Herreweghe op zeer verdienstelijke manier omgaat met het geweldige B(V)RT archief. Maar laten we eerlijk zijn, met het materiaal waaruit hij kon putten, is het al moeilijk om een saai programma af te leveren. Het BRT archief zou moeten beschermd worden als cultureel erfgoed. Alleen al de ‘Pak de poen Show’ met de gebroeders Verreth verdient een Oscar! Niet enkel is het een soort van gedeeld geheugen geworden waarin opeenvolgende generaties (schipper naast mathilde, de paradijsvogels, de collega’s, de kampioenen..) hun nostalgische verzuchtingen kwijt kunnen, het is tevens een archief van wisselende waarden en evoluerende moraal over de jaren heen. Iemand gezien hoe vroeger dokters debatteerden men een rokende sigaret in de studio, hoe de politici en wielrenners in de jaren ’50 werden geïnterviewd, hoe een sportwedstrijd becommentarieerd werd, welke thema’s men als ‘progressief’ in de jaren ’70 aansneed? Heerlijk toch?

Maar er sluipt dikwijls een imaginaire lachband onder, het is allemaal zo komisch geworden. Alsof gemeende en doorleefde uitingen van een cultureel-sociale context in het ene jaar slechts voedingsbodem kunnen worden voor grappige intermezzo’s in de daaropvolgende jaren? Hier is een zekere ambivalentie aan het werk. Het lijkt alsof we ons willen distantiëren van wat ons vooraf is gegaan. Omdat de zwart-witte echo uit het verleden ons opzadelt met een vorm van schaamte of het verpletterende besef dat alles waarmee we ons bezighouden slechts stof is voor een stand-up comedian die nu nog zijn eerste pasjes leert lopen? Een les in nederigheid dus? Dit is slechts één zijde van de medaille. De andere is dan de vraag waarom we steeds terugkijken naar die wereld van oudsher? Wat geeft het ons in ruil voor die tijdelijke vervreemding? Boeken grijpen nog explicieter terug naar vroegere periodes. Hoeveel romans spelen zich niet af in een vorig tijdperk? Andere publicaties richten zich voluit op deze nostalgische doelgroep. Er wordt ons een nieuwe blik gegund op onze kinderjaren, we hervinden oud speelgoed, we herinneren ons gelijkaardige klasfoto’s, we zingen mee met de zomerhitjes van toen. Het is soms leuk toeven in dit – door de nevelen der tijd wazig geworden – achterland. We denken soms dat het vroeger ‘wel beter was’. Ongenuanceerd en gratuit als deze uitspraak is, sommige dingen waren vroeger effectief beter. En dat bewijst niet alleen het BRT archief maar tevens de nuchtere cijferanalyse van de toename in aantallen patiënten in de geestelijke gezondheidszorg.

Er is natuurlijk het risico dat men te lang in dit la-la land van ‘Fabeltjeskrant’ en ‘Echo’ verblijft. Want voor wie daar vatbaar voor is, kan nostalgie leiden naar weemoed, weemoed van mistroostigheid naar moedeloosheid, moedeloosheid naar depressie en dan zijn we natuurlijk ver van huis. Dus beste boppers, zoals steeds en voor uw eigen zielenheil, ook hier geldt soberheid als een deugd. Let’s all chant!

woensdag 7 oktober 2009

Ik weet het...ik lees de krant!

Ik las vorig jaar in de krant een artikel over de bijen die aan het verdwijnen zijn. Vandaag lees ik dat Douglas Couplands nieuwe boek (Generation A) dit als een plotelement gebruikt. Andere onheilstijdingen vanuit die grote vreemde ‘Andere’ die de natuur is: overstromingen zijn een directe weerwraak op ons overmatig ingrijpen in het bio-evenwicht. Uitzinnige stormen, verstoorde regenval, verschraalde biodiversiteit, de met Armand Pien merkwaardig verdwenen straalstroom en het schandknaapje voor alle kwaad: el-ninjo, je kunt de krant niet openslaan of je wordt ermee om de oren geslagen.

In de laatste film van M. Night Shyamalan nemen de bomen en planten zelfs wraak op ons door middel van toxische secreties waardoor we ons massaal als lemmingen de dood in storten. Het lijkt wel of de natuur onze maatschappij nabootst. De huidige nieuwsgaring verbindt natuur en cultuur op een nooit geziene wijze, als een moebiusband, een groteske steeds uitdijende topologie van een spatiaal zelfbewustzijn in een kluwen van betekenaars van waaruit niet te ontsnappen valt. Want net zoals in de natuur, is ook in de samenleving sprake van een verstoord evenwicht, van het opduiken van uitzonderlijke excessen. De krant opnieuw: er is een serieverkrachter opgepakt…met voorbinddildo, akelig masker en een groot mes. Je zal die maar eens tegenkomen tussen donkeren en klaren. (tijdens overmatige regenval) Het lijken in scène gezette ‘events’ die naast hun uitermate wrede en ‘onmenselijke’ karakter daarbij nog een boodschap lijken uit te dragen, bijeengelapt uit verwrongen culturele referenties, een hyperrealistische onsmakelijke grap. Scream! Ander onwezenlijk element: elke dag sterven er kinderen door gebrek aan voedsel en hygiëne. Schrijnend natuurlijk, maar nog schrijnender is een van de redenen die in het artikel opgegeven wordt om deze toestand te verhelpen: door de hoge kindersterfte hebben we een productieverlies van x aantal miljard dollars in onze Global Marketplace; en dat kan natuurlijk niet. Wie nu nog niet het zuur in zijn keel voelt opborrelen…Er zijn momenteel heel wat projecties van onze gedeelde culturele angsten en excessen aan de gang op het onschuldige scherm van moeder natuur.

Op de keeper beschouwd zijn we wellicht wel de bomen, bloemen en de bijtjes aan het decimeren, maar er is een diepere waarheid. En die is dat we dit als een schouwtoneel gebruiken waarbinnen we onze angsten en onrust opkloppen, waarin we als het ware een soort van gezamenlijk schuldbesef aan het creëren zijn, als een soort van ultieme uitlaatklep voor het onbehagen in onze maatschappij. Op een perverse manier ligt daarbij nog in het effectieve lozen, kappen, verbranden, en bespuiten nog eens de bevestiging van die schuld en het appel op een soort van vervangende gemeenschapsstraf, als een impotente ‘Beagle’ die in de voetsporen van Darwin (tv-gewijs) - een en ander poogt recht te zetten…Dus beste Boppers: op een bepaald moment zal het percentage horrorberichten in de krant er voor mij te veel aan zijn en zeg ik mijn abonnement op. Helaas is het stoppen van de vingers in de oren niet altijd een gepaste reactie.

zondag 27 september 2009

Meisjes en motoren....

Nu we het toch over motoren hebben. Aah…wat een gelukzaligheid die zo veel mensen wordt onthouden door het simpele feit dat ze niet over een motorfiets beschikken. Ik weet het…in het huidige verstoorde CO2 klimaat is het niet echt bon ton meer om met benzineverslindende machines de omgeving te terroriseren. Een stukje rijplezier is door deze onderliggende en dwingende gedachte voor altijd suspect en pervers geworden. Net zoals zoveel andere geneugten die langzaam uit onze beleving aan het verdwijnen zijn, hetzij door voortwoekerende regelgeving, het voortschrijdende schrikbewind van het neo-liberale goochelmodel of simpelweg door het ouder worden…Maar ik troost me met de gedachte dat ik op allerlei andere gebieden mijn ecologische voetafdruk zo minimaal mogelijk hou. Pascal Blaise zei het reeds…veel van onze miserie komt voort uit het feit dat we niet rustig in onze kamer kunnen blijven zitten. En wat is dan het effect van een ritje of twee in de maand en een jaarlijkse trip van een dag of vier? Maar allez, we volgen deze nieuwe deining in de collectieve gedachtestroom en beoordelen gezwind alle roetspuwende excessen.

Maar wat kan het leven je toelachen als de zon wordt weerspiegeld in de netjes opgepoetste helmen van je meerijdende kompanen terwijl je bochtje na bochtje pikt en de frisse herfstlucht door de spleten van je oude motorvest klauwt , en het ronken van de banden op de tarmac samen met het zoemen van de boterige viercilinder je gedachten inpakken en verleiden als de sensuele dans van een buikdanseres. En dan hebben we het nog niet gehad over alle avonturen die een cilinderinhoud van 250 cc of meer allemaal kan declencheren.

Lois Pryce is een kranige roodharige deerne die met haar natuurlijke flair en karakter van een rondborstige flapuit de wijde wereld intrekt. In ‘Lois on the Loose' vat onze heldin het plan op om met een motorfiets vanuit Alaska naar het uiterste zuidelijke puntje van Zuid-Amerika te bollen. Licht van toon, verbergt haar relaas niet volledig de volharding en vindingrijkheid die nodig waren om dit plan tot een goed einde te brengen. Met een minimale kennis van het Spaans, een veel te lichte motorfiets en een optimisme die de vele moeizame grensovergangen draaglijk maakt, haalt ze toch de eindmeet. Wat later doet ze dit huzarenstukje over dwars door Afrika in ‘Red Tape & White Knuckles’ waar de grensovergangen zowel hallucinante als grimmige kenmerken beginnen te vertonen. Ook hier haalt ze haar slag thuis en bereikt ze uiteindelijk Capetown door een mix van doorzetting, humor en toevallige meevallers die ze door haar aard wel lijkt aan te trekken. Lois is een hedendaagse heldin en haar boeken leren ons meer dan je zou verwachten. Kortom, twee reisverslagen die iedere avonturier in zijn kast moet hebben staan.

Ik wil jullie ook niet ‘Meisjes, Moslims en Motoren’ van Gaea Schoeters en Trui Hanoulle onthouden. Twee Belgische vrouwen die in het zog van een vooroorlogs koppel reizigers een trip uit 1939 proberen over te doen. Ditmaal met motoren en door een fundamenteel veranderd Midden-Oosten landschap. Zelfs Yemen en Iran hebben ze aangedaan. Om als vrouw alleen, zonder mannen dus, (en op een motor) door een cultuur te sjezen die dit niet altijd kan plaatsen moet men ballen hebben. Hun verslagen staan dan ook vol van rake typeringen en pertinente overpeinzingen. Daarnaast puilt het ook uit van de prachtige foto’s van Trui. Dus Boppers, haal boven die atlas, laad op die batterijen, verstel dat regenpak en ‘hit the road’. Grenzen bestaan toch alleen maar in onze verbeelding.

dinsdag 15 september 2009

The call of the Wild...

Gisteren een uitstekende film mogen meepikken: ‘Into the Wild’ gebaseerd op het gelijknamige boek van Jon Krakauer uit 1996. Film en boek verhalen het leven van Christopher McCandless, een jongeling uit een begoede familie, die eenmaal afgestudeerd, al zijn geld aan Oxfam schenkt en beslist om onder de naam ‘Alexander Supertramp’ in de vrije natuur te gaan overleven. Na een tijdje te hebben rondgetrokken doorheen het westen van Amerika trekt hij noordwaarts naar Alaska waar hij midden het imposante landschap – en moederziel alleen - probeert te overleven. Hij slaagt daar aardig in tot hij na het eten van een giftige plant ziek wordt en sterft. Helaas nog in het besef dat geluk maar waarde heeft als het gedeeld wordt…

Vanwaar deze drang naar avontuur? Dit onbedwingbare appel vanuit de natuur dat ons doet dromen van ongerepte vista’s en een buitenleven in harmonie met het ritme van de seizoenen. Deze lokroep naar verre einders, helder bronwater en nachten onder imposante sterrenhemels? Dit voortdurende trekken aan de uitgerafelde randen van ons bestaan, van een utopie die toch oplost onder geconcentreerde aandacht maar altijd aanwezig is, als jeuk die je niet kunt krabben. Deze verzuchting naar een leven niet gemedieerd door reclameborden, niet gedirigeerd door de prikklok, niet gearchiveerd door Outlook? Niemand is hier geheel immuun voor. Van de liefhebber van de programma’s van ‘National Geographic’, over de weekend wandelaar in de bossen en natuurparken tot de bergbeklimmer-avonturier voor wie het allemaal een beetje meer mag zijn. Voor die laatste groep kan de opgebouwde stress in de kop maar een uitweg vinden middels een hevige en directe confrontatie met de natuur, een soort van euforische trepanatie met behulp van stijgbeugels, ijshouwelen of klimtouwen. Ik reken me niet direct tot dit clubje, daarvoor hou ik teveel van mijn leeszetel, maar toch moet ik – sinds ik als klein manneke de albums van Bessy verslond –af en toe een avontuur beleven.

Alain Hubert en Dixie Dansercoer, onze nationale helden en bekende poolreizigers beschrijven in ‘De tanden van de Wind’ hoe ze op 100 dagen tijd Antarctica overstaken. Geplaagd door blizzards, materiaalpech en vermoeidheid maar ook betoverd door de gestileerde schoonheid van de ijsvlaktes, bereiken ze uiteindelijk hun doel. Een aantal jaren terug greep ik dan ook snel de kans om met Dixie en een aantal andere gelukzakken een sneeuwtocht te maken in Spitsbergen. ’t Was wel de Noordpool niet maar het kwam al aardig in de buurt. Een slede achter je aan trekken, een zon die niet onder gaat, tentje opzetten in de geselende wind, verkleumd je potje koken, ’s nachts op de uitkijk staan voor ijsberen. Het was een unieke ervaring. Helaas konden we toen al de gevolgen van global warming vaststellen, een te vroege dooi, te hoge temperaturen voor de tijd van het jaar…maar toch een goede proeve van hoe een reis over de pool moet aanvoelen.

In ‘The mammoth book of the Edge – an anthology of climbing adventures’ lezen we een aantal van de grootste successen en tegenslagen uit de geschiedenis van het bergklimmen. Weer kon ik me niet inhouden. Ik moest het zo nodig zelf proberen en beklom onder leiding van berggids Jan Vanhees, de Mount Blanc. Die beklimming gebeurt in fases. Een eerste deel tot aan de refuge du Gouter op 3.800 meter, niet zo moeilijk, gewoon op het eind een beetje rotsklimmen. Daarna een korte overnachting op de vloer van een overvolle refter. Tenslotte om twee uur ’s morgens opstaan en in het donker, onder een snijdende wind naar de top vorderen. De lucht is wat ijler, dus dat is even doorbijten maar de beloning kwam voor ons om 8 uur ’s morgens onder de vorm van een bijna wolkenloze hemel, een stralende zon en een zicht van op de top (4.800 m) dat je letterlijk de adem beneemt. Daarna in 8 uur terug naar beneden. Ik heb me sindsdien nooit niet meer zo moe en zo voldaan gevoeld.

De verre einders lokten ook Ewan McGregor en Charley Boorman. In ‘Long Way Round’ getuigen ze van hun epische trek rond de wereld op hun motorfietsen. Na bijna 4 maand en 30.000 km te hebben gereden over de meest moeilijke modderpaden, aardewegen, pokdalige tarmac en een oneindige reeks van putten en bulten, komen zij ook moe en voldaan over de eindstreep. Nee, deze heb ik niet nagedaan beste Boppers. Tenzij in afgezwakte vorm. Jaarlijks teken ik met twee vrienden een motorrit uit doorheen een van onze buurlanden. Dan rijden we vier dagen lang op onze motor van hot naar her langs de meest pittoreske delen van het Europese wegennet. Er is iets verslavend, zo niet hypnotiserend in het volgehouden afmalen van kilometers, doorheen een veranderend landschap, enkel vergezeld van het zachte ronken van de motor, het ruisen van de wind en de geur van gras, bos en akker…Maar daarover meer in een volgende post. Ondertussen dromen we verder en teren we nog even op de fotoboeken…

woensdag 2 september 2009

She blinded me with science...(2)


Een citaat uit ‘Griekse Tango’ van de onnavolgbare Drs. P:

"Ja deze pi, dat staat te lezen in de encyclopedie, is eeuwenoud en wetenschappelijk en Grieks en vol magie. Als ik zo pieker over pi spreekt u wellicht van een manie. Maar zijn wij allen niet neuro-, fana-, roman- of mystici. Een ander heeft een kolibrie, een relikwie of een fobie. Maar ik verdiep me onophoudelijk en zonder compromis. In dit unieke en verheven wonder der planimetrie. Ik zoek het antwoord op het grote raadsel pi."

Lang leve onze recent gefêteerde toondichter! (Dit geheel terzijde: ik wil u twee van zijn meer hilarische pseudoniemen niet onthouden: Lars Brahe en Alois Mückenspucker.)

De wiskundige zandbak is dus ook een uitnodigend speelterrein voor minder wetenschappelijke lieden. Schrijvers en filmmakers putten veelvuldig uit een rijke bron van intrigerende raadsels in een onderhoudend proces van magische confabulatie. Een voorbeeld is Darren Aronofsky's 'Pi', een heerlijke zwart-wit film met een verschroeiende soundtrack, over een wetenschapper op zoek naar wiskundige patronen in de natuur. Ook de Torah en de Kabbalah worden er bij betrokken. Twee observaties moeten hierbij worden gemaakt. Want we kunnen dit niet zomaar op zichzelf aannemen. Deze en gelijkaardige films of boeken verhullen meestal een diepere fascinatie. Eerste observatie: Er wordt van uitgegaan dat de symbolische orde rondom ons, een wetenschap en kennis verhult die binnen deze betekenende structuur op zichzelf kan bestaan. Dat er een onafhankelijke logica aan het werk is. Dit terwijl de psycho-analyse ons leert dat de betekenaars, de taal, het symbolisch veld een puur contingent karakter hebben, waardoor elke betekenis die zou kunnen ontstaan (buiten de intentie van de spreker om) een geheel spontaan, arbitrair en toevallig karakter heeft. Onthou even dat een pyschoticus dit niet kan aanvaarden, voor hem/haar is er een kracht achter de schermen aan het werk die de symbolische orde stuurt. Die kracht stroomt later meestal het reële binnen in de vorm van een achtervolgende ander.

Tweede observatie: Het hoofdpersonage uit 'Pi' wordt geplaagd door barstende koppijn. Er wordt misschien ook gesuggereerd dat hij ze niet allemaal op een rijtje heeft. Hier ontmoeten we het cliché van de gekke professor. Het idee dat uitzonderlijke intelligentie gepaard gaat met waanzin. Of is het eerder zo dat waanzin het gevolg is van een mislukte poging een uiterst moeilijk en hermetisch idee te ontsluiten? Alsof er concepten en ideeën bestaan die van een dergelijke moeilijkheid blijk geven dat ze slechts eventjes kunnen aangeraakt worden, als gloeiende kooltjes, door een brein waarin onvermijdelijk dan ook een aantal circuits doorbranden.

De uitstekende documentaire 'The Story of Maths' op BBC 4 lijkt een en ander te staven. Topmathematici worden immers altijd beschreven als zeer excentriek en het is verbazend te zien hoeveel er tijdens een zoektocht naar een of ander bewijs ten onder zijn gegaan in depressie en psychose. (Cantor, Gödel,..) Wat is hier oorzaak en gevolg? Tentatief kunnen we misschien stellen dat bepaalde wiskundige ideeën structurele parallellen vertonen met de niet-symboliseerbare kern in het reële, dat wat in lacaniaanse termen weigert zich te symboliseren. En dat, op het scherp van de wiskundige snee, de eenzame vorser dit gat - in zijn of haar psychische economie - enkel kan dichten door een autonome kennis in het symbolische te deponeren: 'Het bestaat, ik weet dat het waar is, maar ik kan het niet bewijzen...' Een mogelijk resultaat is dan de terugkeer van deze kennis in de vorm van een paranoïde waan.

Men zou het hierbij kunnen laten. Een grappige denkoefening van een amateur, een hypothetisch hebbedingetje. En toch...wat moeten we dan denken van de Podolsky-Rosen paradox in de Fysica. Hier werd het aantoonbare bewijs geleverd dat elk deeltje van twee verstrengelde en later gescheiden deeltjes op elke moment kennis heeft van de spin van het andere deeltje en deze kennis ogenblikkelijk met de ander deelt (en sneller dan de snelheid van het licht...en welke 'can of worms' hiermee open getrokken wordt, laten we nog even buiten beschouwing) waardoor het dan wel weer lijkt alsof de diepere kern van ons bestaan, op het niveau van de constituerende krachten van ons universum, een structurerend kader van pure kennis is.
Lig er niet wakker van, beste Boppers...maar het zijn boeiende tijden.

woensdag 26 augustus 2009

She blinded me with science...

Zoals jullie hebben kunnen merken, lees ik niet enkel romans maar ook een hele boel non-fiction over onderwerpen die me interesseren. Dat leidt soms tot situaties waarin ik meer op mijn bord neem dan ik kan verteren. Vooral wanneer het exacte wetenschappen betreft. Zo kan ik me regelmatig verliezen in een wiskundeboek. (Dit mag vreemd klinken.)

De wiskunde leidt ons met een zekere regelmaat naar heel bizarre continenten. Soms kan men op die plaatsen een kennis vermoeden, steeds op de rand van het gezichtsveld, die eerder gevoeld dan begrepen, ons een glimp toont van universele, abstracte waarheden…waarheden die mogelijks onafhankelijk bestaan van de tastbare wereld. Bestaat er dan een zuivere wereld van mathematische ideeën die aan onze wereld vooraf gaat? Mag ik hier een parallel trekken met de platonische notie van de ‘vorm’ of ‘idee’ als gestalt, als een permanente eenheid van kennis die zwaarder weegt dan de elementen uit de realiteit die slechts een tijdelijke en vaak onvolkomen materialisatie hiervan zijn? De omringende fysieke werkelijkheid als niet meer dan een zwakke en soms mislukte afspiegeling van deze hogere ideeënwereld? Zit er echt meer waarheid en kennis in de (abstracte) vorm van de kustlijnen en zeeschelpen, de beurskoersen, de positie van knoppen op een zonnebloem…dan wat we kunnen vermoeden? Zo merkt men dat de Fibonacci getallenrij perfect voorspelt hoe een bloemkool groeit, dat varens op fractalen lijken, of dat de frequentie en intensiteit van aardbevingen aan dezelfde wiskundige wetmatigheden onderhevig zijn als het geluidsniveau van menselijk geroezemoes op een receptie!

In ‘Anathem’ bijvoorbeeld, het nieuwste boek van Neal Stephenson, bevindt zich opnieuw een weelde aan dergelijke mathematische en exotische ideeën, die hij in zijn gekende virtuoze stijl tot een klepper van een avonturenroman heeft verwerkt. Met meer dan 800 pagina’s en een verklarende woordenlijst, is het niet voor iedereen weggelegd. Zoals in zijn vorige boeken wordt de verhaallijn soms onderbroken door personages die uitvoerig op een filosofisch of mathematisch probleem ingaan.

Soms lees ik iets wat dan weer een beetje ernstiger is , zoals bijvoorbeeld ‘The Magical Maze’ van Ian Stewart. De wereld bekeken door een wiskundige bril. Wat allerlei weetjes oplevert over patronen, toevalligheden (met hoeveel mensen moet je in eenzelfde kamer zijn om 50% kans te hebben dat er twee dezelfde verjaardag hebben? Antwoord: slechts 23!!), fractale dimensies, Turing machines en natuurlijk…chaos. En soms moet het nog ernstiger en lees ik iets over analyse (calculus) of statistiek.

En dan moet ik me intomen of ik ga op zoek naar mijn eigen patronen. Ik wil jullie mijn laatste experiment op dit terrein niet onthouden. Ik hou sinds een aantal jaar nauwgezet aantallen boeken, films en BBQ’s bij. Ja, vooral dat laatste element ligt niet direct voor de hand (voor wie begrijpe wil, lees mijn vorige post dienaangaande: ‘Fire walk with me’) maar volgt u even mee. De onderstaande figuur toont een en ander in grafiekvorm.



Nu stelde ik me de vraag of de frequentie van deze bezigheden op enerlei wijze met elkaar verbonden is? Laat ons nog even abstractie maken van enige causale verbanden. Met consternatie moest ik vaststellen dat vruchtbare filmjaren niet samenvallen met vruchtbare leesjaren. Vreemd, ik had gedacht dat beide vormen een uiting waren van eenzelfde honger en/of enthousiasme.

Maar met nog meer verbazing moest ik besluiten dat er een zeer hoge positieve correlatie (0,8) bestaat tussen het aantal BBQ’s op een jaar tijd en het gelezen aantal boeken. Hoe meer ik lees, hoe meer ik barbecue, en omgekeerd. Wat begon als een grappige blog over wiskunde lezen, neemt nu wel plots de vorm van een paranoïde vraagstelling aan. Want wat betekent dit? Is er tussen beide een verband of zijn beide varianten samen afhankelijk van een onbekende of onbewuste derde factor die actief aan het werk is op de achtergrond? Nee..beste Boppers. Ik weet het al. Mijn gedrag is aan het convergeren naar een soort van utopische abstracte wereld waar zich een mythisch punt van evenwicht en mentaal welzijn ophoudt. Waar ik met een boek in de hand een lamskotelet marineer. En verder niets…Hemels!

zondag 16 augustus 2009

Fire walk with me...

Op wat ongetwijfeld de warmste dag van het jaar gaat worden, wil ik het graag even hebben over een onderwerp dat me nauw aan het hart ligt. Warm weer betekent hier ten velde onherroepelijk de fik erin! Het is zo erg dat ik denk dat ik een hersenafwijking heb en dat er op het niveau van mijn zoogdierenbrein een en ander fysiologisch in engrammen is vastgelegd. Het is een soort dwangneurose. Ik moet en zal de barbecue opstarten. Het is evenwel erger dan dat Boppers: ik barbecue in elk seizoen. Er hebben zich zelfs taferelen voorgedaan waarin een lichte sneeuwval werd opgetekend. Ik heb vrienden een tenniselleboog bezorgd door ze urenlang een grote paraplu boven mijn gloeiende houtskool te laten houden. Ik heb waanzinnige constructies gemaakt met plastiek, touwtjes en stokken. En op reis neem ik altijd een rooster en wat ander BBQ materiaal mee.

Nog een bewijs? Ieder jaar houd ik het aantal BBQ's nauwgezet bij. 2008 was voorlopig het beste jaar met twintig kooksessies rond de vuurplaats. En het ziet er naar uit dat 2009 nog beter wordt. Ik hou van de geur van houtskool,de ‘herbes de provence’ op de kooltjes (ook gekend als 'kloterkeskruid' om de evidente reden dat mensen in naburige tuintjes plots meer zin krijgen in een BBQ dan in wat onder hun neus geschoven staat) de heerlijke geuren die opstijgen uit de liefdevol gemarineerde spiesjes, voorgestoomde worstjes in bier, de vis doorregen met ansjovis en look...En met wat zin voor avontuur kun je alles klaarmaken op de BBQ, van mosselen tot een heuse volledige kaas Camembert toe. Met enige gepaste trots, kan ik zeggen dat ik over de jaren heen een zekere ervaring heb opgebouwd met deze bereidingswijze. Want, het kan natuurlijk ook anders. Geblakerde koteletten, rauwe kip of een taaie lamsbout..het kan gebeuren. Als ik dan ergens kom waar de gastheer het barbecuestel heeft bovengehaald, dan kan ik het niet nalaten het proces van dichtbij te volgen en - op wat ongetwijfeld voor die mens een pedant toontje lijkt - wat gepaste tips te spuien. Ik ben daar niet gierig mee. Ik vind dat je kennis moet delen. 'Information wants to be free.'

Het resultaat is wel dat mijn vrienden steeds minder BBQ's inrichten, en als ze het dan al doen, mij in een schortje steken, een zak eten overhandigen en me vragen om dan maar zelf volledig de BBQ te verzorgen. Ik maal er niet om. Voor mij is dit pure ontspanning. Het is een handeling die zowel vernuft, geduld, moed en zelfopoffering vergt. De goede BBQ chef drink niet (toch niet tot aan het dessert) en eet niet mee. Hij of zij is één brok gefocuste aandacht: op de creatie van de juiste warmtezones, de kleur van de as, de gaarheid van de gerechten, de'flow' van het gebeuren (mag een lamskoteletje na een worst - of start men eerst met de spiesjes...- voor alle duidelijkheid men start met de scampi's), het weghouden van spelende kinderen in de buurt, het voorproeven (gebeurt te weinig) en er voor te zorgen dat iedereen 'genoeg' heeft. Dat obscure begrip dat uiteindelijk altijd leidt tot overvolle magen, overschotjes en hoge cholesterolwaarden.
Op het kussen van onze Vlaamse volksaard dromen we slechts twee nachtmerries: dat onze gasten niet 'genoeg' zouden hebben of dat het eten op reis slecht zou zijn!

Maar het is mijn persoonlijke hoogmis, ik dirigeer voor een verzameld publiek en een laaiend vuur een eeuwenoude ceremonie en verhoog hiermee het niveau van harmonie in het universum. Waar mensen samen eten rond een vuur is geen plaats voor na-ijver of afgunst of hoogstaande discussies. Men concentreert zich op het lekkere eten, dat weldadige gevoel in de buik, de rustig voortkabbelende gesprekken, de steeds terugkerende grappen en de warme zon, weerspiegeld in een fris glas rosé...het is het leven zoals het zou moeten zijn.