Pagina's

dinsdag 28 april 2009

Juicy Technology en de droom van een vergeten toekomst...

Soms is technologie eerder een vloek dan een zegen, maar wanneer ze goed doordacht is en de gebruiker op een hoger niveau van gelukzaligheid, inzicht of vrijheid wordt getild, dan is ze ‘Juicy’. Het begrip is niet zo makkelijk ondubbelzinnig te beschrijven maar er zijn toch een aantal criteria waaraan technologie moet voldoen vooraleer ze ‘juicy’ wordt. Vooreerst geeft Juicy Technology (JT) haar grootste meerwaarde vrij waar ze in een speelse context wordt ontwikkeld en gebruikt. Het injecteert kleine momenten van plezier en welbehagen in een wereld van grijze middelmatigheid en monotonie. Zoals een druppel afwasmiddel het vet verjaagt, zo zal JT doorheen de oppervlaktespanning van verveling en frustratie breken. Een voorbeeld hiervan is de applicatie ‘Poladroid’ die je foto’s omtovert in oude, gekraste, vreemdkleurige Polaroids. De interface is hilarisch; zo kan je bijvoorbeeld de ontwikkeling van je Poladroid zelf bespoedigen door de foto op de desktop snel met de muis heen en weer te slepen, net zoals je vroeger met een echte Polaroid schudde om de afwerking ervan te versnellen.

Ander voorbeeld: de GPS in je auto. Gedaan met de frustraties, ruzies over de correcte interpretatie van de wegenkaart of wanhoop bij het nogmaals missen van de juiste afrit. Die reis in het buitenland wordt een aaneengeregen snoer van ontdekkingen en rustig genieten in de zekerheid dat je GPS klaarstaat om over te nemen wanneer nodig. Een ander JT criterium is het gebruiksgemak. De huidige digitale televisiegidsen laten je elk programma of episode van je favoriete serie één-kliksgewijs opnemen zonder het vroegere gestoethaspel bij het instellen van de begin- en eindtijden, zender of opnamesnelheid. Zie ook de combinatie iPod en iTunes waar een mooie design en weldoordachte software mijn muziekbeleving intensifieert, faciliteert en catalogeert. Op basis van deze criteria kun je ook zien dat e-mail oorspronkelijk misschien wel ‘JT’ was maar nu niet meer. JT toont ons ook dat de menselijke creativiteit in staat is om uit het grote bewuste en onbewuste reservoir van onze toekomstdromen te tappen. JT is geïnspireerd op half vergeten wensdromen van wat in de toekomst allemaal mogelijk zou worden. Het is de verwezenlijking van wat eens een embryonaal verlangen was van een vorige generatie. Het is de Star Trek communicator getransformeerd in de GSM. Het is de persoonlijke helikopter uit een verloren toekomstbeeld van de jaren ’30 gemetamorfoseerd in de ‘Segway'.

In ‘The Gernsback continuum’ (het eerste gepubliceerde verhaal van William Gibson (tevens de schrijver van ‘Neuromancer’ (cyperpunk) en meer mainstream ook ‘Spook Country’ en ‘Pattern Recognition’ ) wordt op een vertederende manier beschreven hoe een gefantaseerd Amerikaans toekomstbeeld, ontstaan in de eerste helft van de 20ste eeuw (cfr. de Zeppelins die (nooit) aanlegden aan de top van de Empire State, de gestroomlijnde reuze vliegtuigen die nooit hebben gevlogen, de autobanen met tachtig rijvakken die nooit werden gebouwd, de Flash Gordon Art-Deco stijl…), voortleeft in half vergeten semiotische spookbeelden, in een ‘architectuur van stukgeslagen dromen’ die een beïnvloedbaar hoofdpersonage als hallucinaties overvallen. (Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in de 'Mirrorshades' verzamelaar, samengesteld door Bruce Sterling.) Ook JT pikt een aantal van deze scherven op en refereert naar de gedurfde blauwdrukken van onmogelijke ruimteschepen en ander utopisch tuig en is zo een hommage aan stoutmoedige denkers en visionairs. Daarom zijn bij uitbreiding de Space Shuttle en het Hellend Vlak van Ronquieres ook voorbeelden van JT.

Helaas werd de Space Shuttle reeds achteloos verwezen naar het museum van verloren en vergeten dromen; geparkeerd naast de Concorde en andere relikwieën die misschien het stadium van de tekentafel nooit zijn ontgroeid, maar die wel de harten van mensen hebben beroerd. Daarom moeten we opnieuw dromen, in felle kleuren en op grote canvassen, we moeten dat collectieve reservoir terug vullen met exuberante wensdromen en vistas van technologische wonderen ten behoeve van de komende generaties. Het is niets anders dan onze plicht, Boppers.

woensdag 22 april 2009

Seneca en de verloren tanden...

Ik loop marathons. Dat vergt, naast een gezonde dosis masochisme, ook wat voorbereiding. Je moet nogal wat aflopen om een marathon te kunnen lopen. Zoals bij vele zaken ligt ook hier de pay-off niet enkel op het eind van de rit maar ook in de hoeken en kanten van het ganse proces. Doch niet zo tijdens mijn laatste training. Ik ben namelijk gestruikeld over een ijzeren strik en hard in aanraking gekomen met het wegdek. Zodoende was mijn eerste splatterfilm een feit. In mindere momenten zie ik nog steeds tanden en bloed ‘Sin City’-gewijs in slow motion vanuit mijn mond het luchtruim kiezen. Tanden afgebroken, lip genaaid en zo verder, niet direct meer moeders mooiste.

Terwijl je verbaasd naar de bloedvlekken op je loopkledij zit te kijken, is je eerste reactie: waarom ik? Wat heb ik verkeerd gedaan? Ik verdien dit niet! Er is me - o wee - een groot onrecht aangedaan. En dit komt omdat ons wereldbeeld geen plaats biedt voor dergelijke massale inbreuken op onze gemoedsrust. Rampen en ongevallen gebeuren met anderen, nooit met onszelf. Ons brein wil dit gewoon niet aanvaarden. We zien de wereld als een opeenvolging van activiteiten en gebeurtenissen die - in lijn met ons verondersteld geboorterecht - fundamenteel eerlijk en welwillend ons lot bepalen. Maar dit is niet zo. Het leven wordt nu eenmaal gekenmerkt door onverwachte, lukrake, toevallige, betekenisloze calamiteiten en tegenslagen. Kunstenaars en filosofen weten dit al langer, maar de gewone dupes zoals jij en ik voelen zich geviseerd en verongelijkt wanneer het leven ons een dergelijke kaart deelt.

Alain de Botton in 'The consolations of Philosophy' raadt Seneca (4 v. Chr. - 65 n. Chr.) aan als troost. Ja, die oude Grieken en stoïcijnen wisten er wel raad mee. Seneca houdt ons voor dat we er vooral van bewust moeten zijn dat 'shit may happen' op elk moment van de dag en dat men daar het best rekening mee houdt. Idealiter start men dus de dag niet zonder hierover te mediteren. Zo kan men zich verzoenen met zijn lot en voorbereiden op de dood. Een beetje zoals de samoerais die in de HAGAKURE, 'The Book of the Samurai' door Yamamoto Tsunetomo (1659 -1719) worden opgeroepen om zich dagelijks een aantal gewelddadige manieren voor te stellen waarop ze het loodje zouden kunnen leggen. Beter nog, om zich reeds als 'dood' te beschouwen.

Deze - weliswaar creatieve - denkoefening zou ik niet iedereen aanraden. Het is niet mijn mening - noch die van Seneca, naar ik vermoed - dat we een continue lichte vorm van depressie moeten cultiveren. Laat ons de dag tenminste met wat meer rooskleurige gedachten beginnen. Maar dan met Seneca's richtlijn, dat de wereld niet fundamenteel rechtvaardig is en - als er dan al iets met ons gebeurt - dit niet moedwillig 'tegen' ons gebeurt of een oordeel over ons gedrag inhoudt. Waarom Ik? Wat heb ik gedaan om dit te verdienen? Deze gevoelens, die onvermijdelijk leiden tot boosheid, zullen makkelijker beheersbaar zijn wanneer men ook de irrationele hoop op een leven vol meevallers, geluk en rechtvaardigheid laat varen.

Het ongeluk zit in een klein hoekje. (Een strik op het voetpad.) Alain De Botton eindigt zijn hoofdstuk over Seneca met een mooi citaat van de wijsheer: 'What need is there to weep over parts of Life. The whole of it calls for Tears.'

zaterdag 18 april 2009

Music was my first love...

OK. Ik geef toe. Ik ben een Pink Floyd fan. Sorry, het is sterker dan mezelf. Ja, ik bezit meerdere versies van 'The Wall'. En ja, ‘Dark Side of the Moon’ is een onbetwiste mijlpaal in de geschiedenis van de muziek. Het kristalheldere geluid, de soms grimmige teksten en de zang solo van Clare Torry op ‘The Great Gig in the Sky’ bezorgen me nog steeds kippenvel. Het vreemde is dat ik me niet kan herinneren wanneer ik precies ben beginnen luisteren naar The Floyd. Een van mijn vroegste herinneringen is een vage indruk van een kroonluchter die - wellicht waargenomen vanuit mijn wieg - een hel licht verspreidt terwijl ik op de achtergrond muziek hoor, die ik zoveel jaren later maar heb kunnen plaatsen als 'Astronime Domine'. Onmogelijk natuurlijk, dit trippy lied van de vroege Floyd gecomponeerd door Syd Barrett (the crazy diamond) kwam maar uit in '67. Zo zie je maar hoe je brein het leven subtiel herschrijft vanuit een meer rooskleurig perspectief.

Ook Nick Mason kijkt terug op zijn carrière als drummer in 'Inside Out, a personal history of Pink Floyd'. Boeken over superbands en popsterren vervallen nogal makkelijk in excessen maar Nick Mason beschrijft met typische Britse flegmatiek en vanuit het bevoorrechte perspectief van iemand die erbij was, op een grappige en eerlijke manier zowel de grote momenten als de kleine geschiedenis van de groep.
Nu dank ik de goden elke dag op mijn knieën voor mijn brede muzikale smaak. Laat het maar komen, ik luister er wel naar. (Free Jazz even buiten beschouwing gelaten. Alles heeft zijn limiet.) Vanuit het grote kosmische eerlijkheidsprincipe wordt dit gecompenseerd met een gebrek aan muzikaal talent. Ik kan geen noten lezen, heb geen muzikaal gehoor en mijn zangtalent is wisselvallig. Dit belet me echter niet gitaar te spelen. Reeds vroeg hiermee begonnen (zie jeugdbeweging, kampvuur en andere nonkel Bob toestanden) volg ik nu - sinds een jaar of vier- terug gitaarles met akkoorden. We nemen alle klassiekers onder handen en zingen en spelen dapper elke tablatuur van de Beatles, Stones, Neil Young, Crowded House, Jimmy Hendrickx, Bowie en andere grootheden na.
Muziek verzacht werkelijk de zeden. Ik hoef slechts de sierlijke hals van mijn lieflijk instrument vast te nemen of de endorfines vloeien overvloedig en het stressniveau daalt hoorbaar. Engelenscharen staan op, de zon schijnt en het huis ruikt naar versgebakken brood.

En ik sta hierin niet alleen. In 'Zen Guitar' beschrijft Philip Toshio Sudo hoe een zen aanpak van het gitaar spelen kan leiden tot een grotere creativiteit, evenwicht en harmonie. Gitaar spelen als metafoor voor het leven. Dat kan tellen. (Maar er bestaan ook boeken over zen katten, zen golf, zen koken etc...dus ga ik niet te hoog van de toren blazen.) Het is natuurlijk altijd een bonus als een geliefkoosde bezigheid ook meditatie in de hand werkt. Maar is iedere handeling met overtuiging, inzet en toewijding volbracht tevens niet een uitnodiging tot overpeinzing?


Omdat ik al jaren probeerde een aantal songs onder de knie te krijgen, waaronder 'Wish you were here' (van Pink Floyd natuurlijk) was ik zo blij met een ander gitaarboek. Will Hodgkinson probeert in 'Guitar Man, a six-string odyssey, het gitaarspel onder de knie te krijgen. Startend van nul, stelt hij zich als doel om moederziel alleen, op het podium, voor een publiek, 'Anji' van Davey Graham te vertolken. (Niet te verwarren met Angie van de Roling Stones.) Wie dit lied kent, weet dat dit wel van een zekere moed en ambitie getuigt. Hij heeft ballen, zeg je dan als mede gitaarspeler. Maar doorheen dit informatieve, anekdotisch en soms grappig boek praat hij met muzikanten, gaat hij op bezoek bij grootheden als Johny Marr en Bert Jansch en leert hij het instrument voldoende bedwingen om uiteindelijk zijn droom waar te maken. Op het eind van het boek slaagt hij er dan ook in om 'Anji' te spelen voor een enthousiast publiek van vrienden.

Dit is opnieuw een voorbeeld van hoe het leven en een boek elkaar kunnen verrijken. Want wat hebben wij geleerd deze week in de gitaarles? Juist: 'Wish you were here'. Mijn dag kon niet meer stuk. Een klein mailtje volstaat beste Boppers om me te boeken voor een optreden.

dinsdag 14 april 2009

Depridog - A dog with high bloodpressure...(1)

Old Skool SF

Je moet ervan houden. Golden Age SF uit de jaren 1930 - 1950. Toen ruimteschepen nog fallisch herkenbaar waren en de helden mannen uit één stuk die schone deernes redden uit de tentakels van de verschrikkelijke aliens van de planeet Zog. Alles wat ik ken, heb ik geleerd uit die boeken. Ik was een van de astronauten te midden van een desolaat marslandschap bezaaid met de trieste resten van een verdwenen beschaving en leerde meer over eenzaamheid en afscheid van Ray Bradbury dan van wie ook. (‘The Martian Chronicles’). Alfred Bester leerde me grote organisaties wantrouwen en ik zag hoe wraakgevoelens een mens kunnen veranderen en hoe men volledig hierdoor verteerd, toch nog een staat van genade kan vinden (‘The Stars my destination’). Ook maakte ik wereldreizen op exotische planeten, leerde vreemde gebruiken, talen en mensen kennen van Jack Vance en leerde verdraagzaamheid (Big Planet). Je bent jong en beïnvloedbaar en die staat van opwinding, begeestering en verwondering bij het lezen van die uitheemse avonturen… die is ongeëvenaard.

Ah, die regenachtige namiddagen toen ik thuis naast het haardvuur lag met de hond en ik boek na boek verslond. Maar je wordt ‘volwassen’ en een beetje van die oorspronkelijke luister en onversneden gloed van het genre verdwijnt. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben SF blijven volgen en ben best blij dat mijn ‘sense of wonder’ niet al te veel is afgestompt. Maar die eerste ervaringen, die blijf je meedragen. Daarom heb ik een zwakte voor oude SF. Om dezelfde reden hou ik van de originele Star Trek episodes. Met het risico dat sommigen wellicht de wenkbrauwen zullen fronsen, moet ik toegeven dat ik onlangs op een managementopleiding voor ‘grootste rolmodel tijdens mijn jeugd’, James T. Kirk heb neergeschreven. OK, een beetje lolbroekerij is me niet vreemd maar alle gekheid op een stokje: Kirk was besluitvaardig, rechtschapen, moedig, kapitein van een ruimteschip… En dan zwijgen we nog over het vrouwelijk schoon dat zich elke week voor zijn voeten wierp, waaronder de onder fanboys zo geliefde Orian Slave girls…


Daarom ben ik uitermate blij dat Heinlein terug is opgestaan. Inderdaad Robert A. Heinlein, het grote boegbeeld van ‘The Golden Age of SF’ is terug en hij noemt John Scalzi. Hoe dikwijls heb ik niet met Johnnie Rico uit een combat shuttle mee gesprongen om de ’bugs’ te gaan bestrijden in ‘Starship Troopers’. Dit weekend sloeg ik met een grote zucht van voldoening het laatste blad om van ‘Old Man’s War’ van John Scalzi. Korte inhoud: de toekomst, de mensheid heeft reeds heel wat planeten gekoloniseerd maar is helaas continu in oorlogen verwikkeld met aliens van allerlei pluimage om nieuwe levensvatbare planeten binnen te rijven of van elkaar af te nemen. Oude knakkers met een minimumleeftijd van 75 jaar, kunnen dienst nemen in het koloniale leger en worden na een ‘medische behandeling’ als superfitte soldaten in de strijd geworpen. Na hun ‘tour of duty’ – indien ze die overleven want de overlevingskansen zijn extreem laag – krijgen ze een stukje land op een of andere planeet om zich daar als kolonist te vestigen. Het gegeven is aantrekkelijk in die zin dat je hier soldaten hebt die allemaal een levenswijsheid van 75 jaar of meer achter de kiezen hebben, wat aanleiding heeft tot soms nogal grappige - en minder grappige- beschouwingen te midden van al die ellende. Het leest als een trein. Debet hieraan zijn de eerste hoofdstukken, waarin al die oudjes door hun behandeling en training moeten en een aantal technologische toekomststaaltjes zoals een supergevechtsuitrusting… net zoals bij Heinlein. Alles keert terug.

’Old Man's War’ is het eerste deel van een trilogie. De buzz is dat de latere delen het niveau van het eerste niet halen. Maar dat zal ik zelf wel onderzoeken. So, stay tuned Boppers.

maandag 13 april 2009

Alessandro Baricco en de muziek van AIR

De immer leesbare Dr. Samuel Johnson, achttiende eeuws lexicograaf, schrijver en journalist - graag bezocht door 'learned ladies of wit and fashion' - laat in zijn biografie 'The life of Samuel Johnson' door James Boswell het volgende optekenen: 'A young man ought to read just as inclination leads him; for what he reads as a task will do him little good'. Een pleidooi voor het associatief lezen, evenveel ingegeven door tijdelijke interesses en voorliefdes als onbewuste impulsen. Een boek verwijst meestal naar een ander boek, zoals woorden verwijzen naar andere woorden. '...that which we call a rose by any other name would smell as sweet...' en van die dingen. Dit associatief gehakketak beperkt zich zelden tot één kunstvorm en dan wordt het leuk. Volgt U even mee?

De muziek van AIR, een Frans electropop duo, had me een tijdje danig in zijn greep. In de ban van de CD 'Moon Safari' - waar ik maar niet genoeg van kreeg - vond ik in de platenbakken toevallig de CD 'AIR City Reading'. Het betrof hier een collaboratie tussen AIR en Alessandro Baricco, Italiaans schrijver, filosoof en muziekcriticus. Die had het idee opgevat om een aantal stukken uit zijn roman 'City' voor te lezen, live ondersteund door muziek van AIR.
Deze voorstellingen waren een succes en er werd een CD van gemaakt, die ik me dan ook prompt aanschafte, geenszins gehinderd door een totale onkunde wat betreft het Italiaans. Dat was niet zo erg want in eerste instantie bleek de rustige stem van Baricco, omweven door het geluidstapijt van AIR, een ideale speelplaats voor mijn verbeelding. Air had reeds vroeger blijk gegeven van een superieure beheersing van hun ambacht toen ze in 1999 de soundtrack bij de film 'The Virgin Suicides' van Sofia Coppola mochten afleveren. Hun dromerige en beklijvende score is zowat de muzikale flipzijde van het hypnotiserend boek van Jeffrey Eugenides waarop de film is gebaseerd. Bij de CD van 'City Reading' zat echter een boekje met de Engelse vertaling van de teksten die Baricco voorleest. De muziek bleek flexibel genoeg om bij een nieuwe en 'verlichte' beluistering (want nu wist ik tenminste waarover het ging) het verhaal van de nodige impact te voorzien.

Wat vertelt hij ons? Na de publicatie van 'Ocean Sea' en 'Silk', sloeg Baricco met 'City' een andere weg in. Het zeer lyrische en poëtische taalgebruik, de diverse verhaalstrengen, de soms uitgesponnen gedachten associaties en beschrijvingen maakten van het boek een iets moeilijkere pil om te slikken dan zijn voorgangers. Doch laat dit u niet afschrikken. 'City' is eersteklas leesvoer dat handelt over een wiskundig wonderkind (Gould) en zijn gouvernante genaamd Shatzy Shell, een jonge vrouw met een wel geheel eigen kijk op het leven. Een bijwijlen humoristische raamvertelling die eveneens het verhaal van een bokser en een western omvat. City: elke straat in de stad een mensenleven, een verhaal, de ene meanderend in de ander.

Het zijn nu net die western vignetten die Baricco voorleest. Shatzy werkt namelijk aan een wenstern en vertelt in het boek de wedervaren van een aantal personages die het fictieve westernstadje Closing Town (de naam alleen al) bevolken. Als men haar vraagt of het een boek of een filmt wordt, antwoordt ze gewoon: 'het is een western'. De westernscènes -extra punch gegeven door AIR - bleven me na beluistering/lezing achtervolgen maar het duurde nog jaren vooraleer ik het volledige boek ter hand nam. Tot mijn verbazing en verrukking bleek het boek bijkomende westernscènes te bevatten, die in een uitgestelde beweging, de oorspronkelijke beluistering aan betekenis deden winnen. Jackpot, denk ik dan. Van de weeromstuit bestelde ik 'Ocean Sea' en 'Silk'. De laatste is trouwens verfilmd in 2007met Kiera Knightly in de hoofdrol. Lees ik eerst het boek, of bekijk ik eerst de film of luister ik eerst naar de soundtrack van Ryuichi Sakamoto? (Die trouwens de muziek maakte bij het heerlijke 'Wild Palms' (TV) uit '93, die bij sommige SF-liefhebbers wel een belletje zal doen rinkelen.)

Ah, keuzes, keuzes, beste Boppers, maar leuke keuzes. Dus laat het associatieve lot ook eens uw volgende film of boek bepalen, laat een onverwachte wending, een sfeer, een woord, een titel of een blik uw zoektocht sturen. Een pot met goud is slechts het minste wat men aan het eind van de regenboog kan vinden.

zaterdag 4 april 2009

Over katten en honden...

Deze ochtend had ik een discussie met een collega die zei dat je niet een kattenpersoon en een hondenpersoon kunt zijn. Die voorliefde voor katten en honden ligt blijkbaar genetisch en onvoorwaardelijk vast. Mmmm…ik denk het niet. Er bestaat minstens één persoon die van hondenman naar kattenman is geëvolueerd. Mezelf! Ik hou van de blaffende viervoeters en ben opgegroeid met een schat van een labrador. Maar gebeurtenissen hebben me een beetje een andere kant uitgeduwd. Vooreerst heb ik nu meer dan voldoende honden achter me aan gekregen tijdens het joggen. (Hij bijt niet hoor!) En ten tweede heeft zich vorig jaar een zwerfkat in ons huis gevestigd die iedereen met gemak rond zijn poot windt. Soort: Felix Vulgaris, maar met meer charme en persoonlijkheid dan dat ik in een kat voor mogelijk hield. Op den duur ga je onvermijdelijk je huisdier menselijke trekjes toedichten. In de wondere wereld van de literatuur gaat men – natuurlijk - nog een stapje verder.

In ‘A boy and his dog’ een film uit 1974 met de piepjonge Don Johnson in de hoofdrol en gebaseerd op een novelle van Harlan Ellison (tevens schrijver van het oorspronkelijke script voor ‘City on the Edge of Forever’ (Star Trek - seizoen 1, door velen geroemd als de beste TOS aflevering, waarvoor respect!) is de hoofdrol toebedeeld aan een telepathische, popcorn etende en moppentappende hond genaamd ‘Blood’. Samen met baasje Vic (Johnson) die hij eigenlijk als zijn protegé beschouwd en de enige persoon die Blood kan ‘horen’, beleven ze de wildste avonturen te midden van een postapocalyptisch landschap (kernoorlog) terwijl ze op zoek zijn naar voedsel, water, popcorn voor Blood en meisjes voor Vic (18 jaar en gierende hormonen) en terwijl ze proberen uit handen te blijven van bendes bandieten en mutanten. (Je typische SF post-nucleaire bevolking, quoi.) Blood en Vic zijn afhankelijk van elkaar voor hun overleving en hun innige band verleent de film meer spankracht dan de korte inhoud doet vermoeden.

David Weber, bedenker van de ‘Honorverse’, de ongelooflijk gedetailleerde wereld waarin Admiral ‘Lady’ Dame Honor Harrington allerlei avonturen beleeft in de ‘Royal Manticoran Space Navy', moet een kattenpersoon zijn. Onze heldin – een geüpdate Horatio Hornblower - is immers continu vergezeld van de kat Nimitz (meer een soort boomkat met 6 poten) die voorzien is van een imposant setje klauwen en een meer dan onmenselijke reactiesnelheid. En – o ja – Nimitz en Honor delen een diepe telepathische band. En waar Blood van popcorn houdt, heeft Nimitz dan weer een voorliefde voor selder.

Andere voorbeelden zijn legio. Wat spreekt hier nu eigenlijk uit? De inherente dwang van de mens om alles te ‘antropomorfiseren’? (Laten we het dan nog niet hebben over computers en machines die menselijke trekjes, intelligentie, persoonlijkheid of wilsbeschikking worden toegedicht in het SF canon en in de echte wereld.) Of dat onze genetische ‘hardwired’ empathie zich niet beperkt tot onze eigen soortgenoten?

Wie weet Boppers? Misschien zijn we wel jaloers op het genot dat zo makkelijk door onze huisdieren wordt bijeengebedeld en waar ze zich zo schaamteloos kunnen aan overgeven. Al ooit eens een spinnende kat of extatische hond zich in allerlei wulpse bochten zien kronkelen tijdens het kopje krabben?