Pagina's

maandag 29 juni 2009

Reizen in de woestijn...

Nog één post over reisliteratuur en dan hou ik er voor een tijdje mee op. Beloofd. Lezers van deze blog kennen reeds mijn fascinatie voor de woestijn. Wanneer ik me voor iets interesseer, is het steeds met volle overgave. Dat is soms vermoeiend. Niet alleen lees ik graag boeken over de woestijn, maar bij uitbreiding dus ook over Noord-Afrika, zijn geschiedenis, cultuur en taal. Het ene boek leidt – in een dwingende zoektocht naar steeds meer kennisbronnen– onherroepelijk naar een ander boek, en een ander, als een olievlek die zich uitbreidt over het water. Soms bijt ik dan ook meer af dan ik kan verhapstukken.

Zo kreeg ik een aantal jaren geleden het idee om de taal te leren. Ik wou tijdens mijn volgende trektocht in het Arabisch kunnen converseren (of ten minste wou ik kunnen afdingen) en ik wou op termijn ook het Arabisch kunnen lezen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Ik vond – mits wat zoekwerk – de vzw 'Orientaal' als aanbieder van degelijk basisonderricht in die taal. Welke taal, zult u vragen, want het Arabisch kent zowel zijn uiterst geletterde vorm in geschriften en officiële media (het fushaa) als een veelheid van spreektaal varianten . De oplossing die ‘Orientaal’ aanbiedt, is een variant die zich tussen het fushaa (voor de algemene termen) en het gesproken Egyptisch-Arabisch (voor de gangbare uitspraak) situeert. Wat een heel goede keuze is omdat iedereen in Noord-Afrika en het Midden Oosten deze taalvorm zal begrijpen. Egypte is namelijk het ‘Bollywood’ van Noord-Afrika en de grootste producent van Arabische soaps. En zoals overal in de wereld, heeft ook hier iedereen zijn favoriete soap (musalsal) die dan wel net zo makkelijk voor ons studenten Arabisch, in het Egyptisch is opgenomen. Je kunt je dus zeer goed verstaanbaar maken. Het omgekeerde is helaas, niet zo makkelijk. Daarom kregen we eerst onderricht over onderwerpen die voor de hand liggen (geld, tellen, bestellen, eten, drinken, iets aankopen, weg vragen etc..) of die een belangrijke rol spelen in de lokale dagelijkse beleving (de familie). Na twee jaar zwoegen en studeren, lukte me dit aardig, maar de stap naar het vlot Arabisch spreken over andere onderwerpen of een krant lezen is nog steeds een brug te ver. Ik blijf steken op een woordenschat van ongeveer 2000 woorden en je hebt er 6000 nodig om –met enige vorm van gemak – een krant te lezen. Wil ik me echt meer bekwamen, zou ik alle resterende vrije tijd hieraan moeten besteden.

Daarom heb ik zo veel respect voor mensen die daar wel in slagen. Tim Mackintosh-Smith is zo iemand. Een Engelsman, die de taal vlot beheerst, in Yemen woont en die in een erudiete en speelse stijl zijn wedervaren beschrijft met één oog op de geschiedenis van de streek en het andere oog op de eigenaardigheden van de plaatselijke cultuur. Kortom; reisliteratuur met een meerwaarde.




In ‘Yemen, travels in dictionary land’ schetst hij zijn gastland als een intrigerend kluwen van genealogie, landschapstopologie, taalkunde en geschiedenis, wat enorm veel anekdotes, weetjes en inzichten oplevert. Daarna treedt hij letterlijk in de voetsporen van Ibn Battutah een 14de eeuwse Marokkaanse geleerde en rechter die tussen 1325 en 1354 een expeditie maakte doorheen het toenmalige Noord-Afrika en het Midden Oosten ( zelfs tot in India en China) en dit allemaal uitvoerig liet optekenen.

Mackintosh-Smith volgde Ibn’s oorspronkelijke route in ‘Travels with a Tangerine’ en beschrijft gevat de verschillen die hij als hedendaagse reiziger opmerkt, maar tevens ook de elementen die ongewijzigd zijn gebleven sinds Ibn Battutah’s tijd. Deze wisselende gezichtspunten verrijken elkaar en je leert doorheen de ervaringen van Tim en Ibn Battutah zowel de landen, de cultuur als de mensen beter kennen, wat een kenmerk is van goede literatuur (fictie zowel als non-fictie). Het fysische landschap wordt aldus opgesmukt en wint aan betekenis door het literaire landschap dat er over heen wordt geschoven.

Maar daar stopt het niet, Boppers. Het zijn soms de kanttekeningen van de schrijver bij een bedenking van een persoon op een opmerking van een ander die in hun gelaagde en gecondenseerde vorm een boek net dat ietsje meer geven. Dat men op een literair landschap nog een literair landschap kan schuiven, en nog één… en dan door alle lagen heen kan breken met een welgemikte metafoor! Het oorspronkelijke reisverhaal van Ibn Battutah is trouwens opnieuw uitgegeven onder redactie van Mackintosh-Smith. Moet het gezegd dat ‘The travels of Ibn Battutah – edited by Tim Mackintosh-Smith’, klaarligt op mijn ’te lezen stapel’.

dinsdag 16 juni 2009

Roepen in de woestijn...

Dune… Arrakis…Desert Planet. Het boek van Frank Herbert veegde me letterlijk van de kaart toen ik het de eerste keer las. Je hebt zo van die boeken die je niet kunt neerleggen wanneer je er eenmaal in begonnen bent. Boeken die je opslorpen en alle besef van tijd doen verliezen, waarin je met open mond van de ene verbazing in de andere valt.Dune is een ambitieus epos waarin talrijke politieke intriges, persoonlijke afrekeningen, familiale vendetta’s, religieuze manipulaties, exotische gildes en sekten, planetaire ecologieën, dwingende profetieën, een superdrug (‘Spice Melange’) en conflicterende wereldvisies het toneel vormen voor een wervelend verhaal waarin de last van het verleden en de hoop op een betere toekomst op de jonge schouders van onze held, Paul Atreides worden gelegd.


Wanneer ik echt gepassioneerd ben door een verhaal, dan sluipen elementen van het boek het dagelijkse leven binnen, sommigen gaan er nooit meer weg. Voor mijn geestesoog zag ik op het voorhoofd van mijn huisdokter het ruitvormig embleem van een Suk dokter getatoeëerd, suiker in mijn thee werd Spice Melange, een wandelende non waargenomen in vol habijt werd een Bene Gesserit op weg naar een nieuwe intrige, een ritje met de wagen werd een vlucht met de omnithopter…Het overgrote deel van het verhaal in het eerste boek speelt zich af op Arrakis (Dune) een woestijnplaneet, habitat van een ruw volk dat heeft leren te overleven in de nietsontziende zandvlaktes. Ze droegen ‘stilpakken’ die hun lichaamsvochten recycleerden en krismessen gemaakt van de vlijmscherpe tanden van de zandwormen. Een latente interesse in de woestijn werd aldus opgeblazen door de amfetamines van de verbeelding.

En ik ben blijven lezen. ‘Grains of Sand’ van Martin Buckley is memorabel voor de inzet waarmee de schrijver alle woestijnen van onze planeet probeert te doorkruisen. Isabelle Eberhardt’s getroebleerde korte leven in ‘Een vrouw door de woestijn’,Hannie Halma en Arita Baaijens’ woestijnboeken, Wilfred Thesiger's legendarische trektochten door het ‘lege kwartier’ in Saoedi-Arabië, wellicht het meest dodelijke stukje woestijn op onze aardbol.

En toen een vriend me op een koude winteravond enthousiast vertelde over een kamelentocht in Tunesië, rijpte het plan om eindelijk eens zelf de confrontatie met de woestijn aan te gaan. Ik verzamelde vier vrienden die een dergelijke tocht wel zagen zitten en acht maanden later zaten we in het vliegtuig naar Djerba. Het was liefde op het eerste gezicht.

We trokken elke dag een beetje dieper de woestijn in, sliepen ’s nachts in het zand onder de sterrenhemel en aten vers brood dat de gidsen ’s morgen vroeg op houtskool hadden gebakken. We maakten lange dagtochten en zaten ’s middags onder een loden zon op een duintop te staren in de verte…om niets te zien…in complete stilte. We dronken lauw water dat smaakte naar ammoniak, lieten onze baarden staan en zongen samen met de Arabische kamelendrijvers rond het kampvuur. Het was fantastisch. En er gebeurde iets merkwaardigs. Waar ik de eerste dagen vanuit mijn ooghoeken nog een grote zandworm in een duinenrug kon ontwaren of met een gezel grapjes maakte over onze stilpakken (anti-UV woestijnhemd) of over onze ‘Spice Melange’ (pillen tegen de diarree), nam na een tijdje de woestijn het initiatief over. De schoonheid van het eindeloze zand had geen extra opsmuk nodig.

Een citaat van Edmond Faber legt het misschien beter uit. ‘Quand on a connu le désert, on lui reste à jamais redevable d’une épreuve bénéfique, celle qui vous enjoint d’oublier. Le silence du desert vous dépouille. Par là, vous devenez vous-même. C’est à dire: rien. Mais un rien qui écoute.
Het was een les in nederigheid. Sindsdien gaan we elk jaar terug naar de woestijn, niet in staat om te weerstaan aan de lokroep van het niets. Mijn bibliotheek woestijnboeken blijft maar uitbreiden. Frank Herbert heeft heel wat uit te leggen. Of misschien stond het altijd al in de sterren geschreven. Wat zei Honoré de Balzac ook al weer? ‘Le désert, c’est Dieu sans les hommes.’

zaterdag 6 juni 2009

Movie Magic !

Ik kreeg het deze week eventjes benauwd. Men gaat ‘Hyperion’ van Dan Simmons verfilmen. Ik ga het niet over dit boek hebben, dat is stof voor een andere post. Het volstaat aan te geven dat dit magistrale boek, een enigmatische en ontroerende raamvertelling vol knetterende ideeën en virtuoze sfeerschepping, één van mijn all-time favorites is. Hoeft het gezegd dat ik mijn hart vasthoud bij het anticiperen van het resultaat.

Want laten we eerlijk zijn, slechts weinig (SF) boeken vertalen goed naar het scherm. En niets houdt zoveel risico in als een boekverfilming of de remake van een eerder succes. Maar nog steeds trekken wij fans en liefhebbers met ongefundeerde verwachtingen en blije hoop naar de filmzaal, er van overtuigd dat ditmaal ons geliefkoosd boek (dat reeds een eigen leven is gaan leiden in onze verbeelding) zijn vele nuances, pakkende beeldspraak, beklijvende personages en weidse panorama’s mee heeft genomen in zijn metamorfose naar het witte doek. Het resultaat valt dikwijls tegen. Nochtans blijven we met een zekere hondse volharding hopen op beter. We zijn zelfs bereid hier en daar wat zaken door de vingers te zien om wat langer te kunnen verblijven in deze wereld, oorspronkelijk zo mooi vorm verleend in ons boek. Wat we hierbij veelal vergeten, is dat in deze sprong naar pelicule, het literaire materiaal nogal wat filters en mallen dient te passeren. Zo wordt het verhaal gekleurd door het fantasme van de regisseur, het verlangen van de scenarioschrijver, de blik van de belichter, ….inclusief de ambities van de studiobazen en marketinglui.

Het mag daarom een wonder heten dat het soms lukt (Lord of the Rings). Meestal is het resultaat onevenwichtig (Dune, Starship Troopers, I am Legend) of ronduit bedroevend. Oorzaak hiervan is, dat de wereld waarin het boek ons onderdompelt bij uitstek wordt gecreëerd door de subjectieve en individuele verbeelding van de schrijver EN van de lezer, waardoor het reeds van bij de aanvang verkleeft met onze eigen unieke manier waarop wij in het leven staan. Geen enkele film (resultaat van een collectief) kan hier tegenop. Elke verfilming draagt dus steeds het risico in zich dat het wordt opgevat als een krenking, een belediging aan het adres van onze verbeelding en dus onvermijdelijk ook van ons zelf. En dan krijgen de arme regisseur en scenarist het in de forums zwaar te verduren. Maar het kan ook anders. Wat wanneer film vertrekt van een blank canvas? Wanneer het gebaseerd is op een origineel script? Als ik mezelf als steekproef (n=1) neem (maar dan mag ik ook niet lichtvoetig extrapoleren) moet ik besluiten dat een film soms zwaarder doorweegt dan een boek. Dat een film me soms dagen in de ban kan houden, me echt gevangen kan nemen in het verhaal, me echt bij de keel kan grijpen op een manier waarop een boek dat niet kan. Hoe is dit mogelijk? Moet ik nu de naam van deze blog veranderen in ‘De Filmknul’? Have no fear, beste boppers. Het zal zo’n vaart niet lopen.

Maar neem nu ‘Mulholland Drive’ van David Lynch. Visueel en narratief begeesterend met een soundtrack die deze ervaring zowel aanvult als versterkt, zoals de slagroom op een Dame Blanche. Ik heb deze film nu meermaals gezien en nog steeds word ik meegezogen in die prachtige draaikolk van beelden en emoties. (De ontmoeting met de ‘cowboy’ op een verlaten donkere ranch, de scène met de cappuccino, de jongeling die in de ‘diner’ aan zijn vriend zijn nachtmerrie vertelt,…) Spreek ik dan nog niet over de knappe structuur waarin het eerste deel van de film na weken nadenken plots begrijpbaar wordt (in de mate van het mogelijke, het is nog steeds Lynch) als spiegelopstelling van het tweede deel zolang je de juiste semantische sleutel maar hanteert. Ik heb nog steeds geen boekequivalent gevonden voor deze soort filmervaring. Als psycholoog kan ik een mogelijke, hoewel dogmatische, verklaring aanbieden. Een boek leest men, naar een film moet je kijken en luisteren. Het manipuleert op een veel directere manier de ervaring omdat het twee objecten van verlangen in de strijd kan werpen, wat het boek niet kan. Namelijk de blik en de stem. Het zijn vehikels van het verlangen. We kunnen erop verliefd worden…een bepaalde manier van kijken, een bepaalde klankintonatie en we zijn verloren….En daarom beste boppers, kan film ons danig vatten en - soms – een streepje voor hebben op een boek. Movie Magic indeed!

maandag 1 juni 2009

Wass will das Weib?

Dit is een moeilijke. De start van de associatieve ketting die me bij deze vraag deed stranden was een geschenkje dat ik kreeg voor mijn verjaardag. Een DVD box met twee topafleveringen van 'Top Gear'. U weet wel, de boys en cars televisie van Jeremy Clarkson en vrienden. Niet dat ik een diepgaande interesse heb in wagens maar het programma drijft op een sfeertje van joligheid,stoerdoenerij en soms welgekomen politiek incorrecte uitspattingen. Dus kan ik het bij wijlen best smaken. Hoewel een recente aflevering, waarbij ze het automobiele equivalent van een vossenjacht demonstreerden in een ongerept en frisgroen Engels landschap als de eerste de beste hooligans, me een beetje teleurstelde wegens het gratuite karakter. Maar Clarksons boeken zijn best te pruimen en gaan vlot over de toonbank wegens een onverbloemd taalgebruik en Engelse flair voor understatement en humoristische vergelijkingen.

Soms denk ik dat het Engels echt wel de taal is waarin je het grappigst kunt zijn. Zijn er eigenlijk Duitse stand-up comedians? Start met 'The World according to Clarkson' of met 'I know you got soul' voor een middagje ongecensureerd plezier. Juist omdat 'Top Gear' zich niet enkel beperkt tot het opgeven van technische specificaties of besprekingen van nieuwe wagens, kan het programma ook vrouwen bekoren. Bij een ander mannenprogramma liggen de kaarten ietsje anders. 'Man Liberation Front' (MLF) moet echter bekeken worden als de uitvergroting van een aantal man-vrouw verschillen voor komisch effect. De bekende clichés, die ze nogal breed in de verf zetten, zijn een vruchtbare voedingsbodem voor grappen die soms dicht aanleunen bij een biergeïnduceerde tooghumor. Maar ook daarmee kan ik ten gepaste tijde lachen...ik ben tenslotte maar een man. Maar niet zo de dames van Wax, de vrouwenbijlage in 'De Morgen', die zich wekelijks ook over hetzelfde vraagstuk buigen, maar dan vanuit een meer genuanceerde en feminiene hoek. Cathérine Ongenae liet zich in een editoriaal niet onmiddellijk eenzijdig positief uit over het beeld van de vrouw die MLF vaak ophangt. Of meer bepaald over de mannen die bepaalde dogma's ontdaan van hun humoristische opsmuk voor waarheid aannemen. Uiteindelijk gaat alles terug op het enigmatische verschil tussen de sexen dat ons sinds mensenheugnis in de ban houdt. Ook Freud vroeg zich op het eind van zijn loopbaan nog perplex af: 'Wass will das Weib?'. Regelmatig verschijnen er boeken die een en ander proberen te verklaren, soms vanuit een evolutionaire hoek, soms vanuit een puur biologisch-hormonale hoek, soms enkel gebaseerd op pure huis-, tuin- en keukenweetjes.

In 'Liefde in tijden van eenzaamheid', drie verhandelingen van Paul Verhaeghe, hoogleraar aan de Universiteit Gent, psycho-analyticus en een oud prof van mij, gaat hij terdege in op de verschillen tussen man en vrouw vanuit psycho-analytische hoek. Hoe we doorheen onze prilste relaties als kind, onze posities opbouwen tov. macht, autoriteit en sexualiteit. In heldere woorden breit hij er aan passant nog eens een uitleg aan vast waarom onze hedendaagse maatschappij met haar dwingend imperatief van 'Genieten' - (Je verdient het!) - ons helaas ook opzadelt met een nooit eerder geziene wildgroei van sociale versplintering, angst en agressie. Het lijkt een ganse boterham en dat is het ook, maar dit boek plaatst een veelheid aan clichés, opvattingen over rolpatronen en wezenlijke man-vrouw verschillen in een meer helder daglicht. En het opgebouwde referentiekader is robuust genoeg om een aantal socio-culturele ontwikkelingen te duiden. Zoals waarom de RAP er na de Blues is gekomen of waarom sommige vrouwen zo gek zijn van doktersromannetjes of waarom mannen sneller aansluiting vinden bij hiërarchische structuren dan vrouwen. Het antwoord op de vraag 'Wass will das Weib?' is hiermee opnieuw een beetje uitgebreid. Volledig zal het nooit worden beste boppers, gelukkig maar. Een beetje mysterie moet er blijven, hoe gaan we anders nog met elkaar omgaan?