Pagina's

vrijdag 22 januari 2010

A Sea of Words...

Momenteel lopen op de BBC een aantal interessante documentaires, waaronder ‘Empire of the seas: How the Navy forged the Modern World’. Hierin schetst historicus en zeiler Dan Snow ons een complex en gelaagd beeld van het ontstaan van de Britse Navy en haar verbondenheid met de economische en politieke geschiedenis van het land. Tijdens haar hoogdagen in de achttiende -negentiende eeuw was de Britse marine een onderneming van gargantueske proporties, zo niet de grootste industrie van het toenmalige geo-economische landschap. Het is een periode waarin zeemanskunst en scheepsbouw gebaseerd op een hout-en-touwen technologie tot volle wasdom komen. Literatuur die handelt over deze turbulente periode is er in overvloed voor de amateur geschiedkundige.

Tom Pocock schetst in zijn onvolprezen biografie van Horatio Nelson, het avontuurlijke en passionele leven van één van de kernfiguren uit deze periode, het emblematische lichtend voorbeeld van een generatie zeelui en militaire strategen, een figuur geliefd en populair bij een Engelse bevolking die nog steeds toast op deze ‘immortal memory’, een persoon wiens levensloop tot de verbeelding blijft spreken, zowel in staat tot gerichte actie, koele logische besluitvorming, als amoureuze escapades, begeestering en onvoorwaardelijke vriendschap. In staat tot het overwinnen van persoonlijke en professionele tegenslagen, moedig en recht door zee, blijft hij de belichaming van een aantal romantische noties en aspiraties van een voorbije tijd.
Het blijft echter een brutale tijd waarin een leven op deze oorlogsbodems niet zonder gevaar was, zoals ook Nelson zelf mocht ondervinden toen hij getroffen werd door een kogel van een sluipschutter die in het want van het vijandelijke schip, de ‘Redoutable’ had plaatsgenomen, tijdens de slag om Trafalgar.

Nauw in de pas met de ontwikkeling van een leven op zee en meer bepaald met de kennis en kunde van pilotage, tuigage en rompenbouw, ontwikkelt zich ook een terminologie wiens diepte en verfijning geen weerga kent. Voor eenieder vertrouwd met de avonturenromans van Patrick O’Brian over de fictionele held Jack Aubry, zijn kompaan Maturin en hun avonturen in de Britse Marine ten tijde van Nelson, is het soms zuchten en ploeteren doorheen het Engelse zeevaartidioom. Daaraan werd echter verholpen met de publicatie van ‘A Sea of Words’, een woordenboek met nautische termen en begrippen uit deze periode met inbegrip van referenties naar toenmalige figuren, plaatsen en gebruiken. Voor iemand die van taal houdt, is dit boek als een doos pralines. Men zegt altijd dat de Inuit 7 verschillende woorden hebben voor sneeuw, maar er bestaan er minstens evenveel om de diverse types touw en knopen te omschrijven om één bezaanzeil op te hijsen…Ook in het Nederlands blijkt ons nautisch verleden (meer bepaald dat van onze noorderburen) een rijke bron van gezegden, woorden en begrippen voor ons taalreservoir. Voorbeeld? Op de valreep betekent ‘nog net’. Maar de valreep was ook een touw dat een sloep met de boot verbond, wie dus aan dat touw stond, was klaar om te vertrekken.

Nu, om deze machinerie te onderhouden was een ganse schaduwindustrie ontworpen die verantwoordelijk was voor de toelevering van materialen, het ontwerpen en bouwen van schepen, het aanleveren van levensmiddelen, het uitbetalen van het prijzengeld, het opstellen van kaarten en navigatiemateriaal en het administratief en financiële beheer van deze onderneming. Tot welk detail dat werd uitgewerkt en in procedures en regels werd gegoten staat uitgelegd in het boek ’The Wooden World’ van N.A.M. Rodger. Het behandelt onder andere ook de meer sluikse manieren die gebruikt werden om een bemanning aan te monsteren, de verschillende overtredingen die men op zee kon begaan en bijhorende aangepaste lijfstraffen, hoe de hiërarchie er uitzag en hoe men carrière kon maken maar ook hoe meticuleus de schepen werden onderhouden en schoongemaakt. Een ware schatkamer aan informatie die een boeiend stukje geschiedenis tot leven wekt.

Dus hijs het vaantje beste Boppers en ga zeilen op die zee van woorden, Horatio Hornblower achterna.

vrijdag 15 januari 2010

Sex with Aliens...

Deze week ‘Avatar’ gezien. Neen, dit is niet de zoveelste bespreking van de nieuwe film van James Cameron, die hard op weg is om met zijn bezoekersaantallen en opbrengsten een aantal nieuwe records te vestigen. Ik ga het hier niet hebben over de 3D technologie die een nieuwe norm lijkt te introduceren voor een rijkere filmbeleving noch over de echte kracht van de film die ligt in de minutieuze recreatie van een geloofwaardige, rijke en waarlijk exotische planetaire ecologie. Daar heeft iedereen ondertussen wel zijn ding al over kwijt. Neen, ik ga het hebben over de seksuele aantrekkingskracht tussen de hoofdpersonages, die het ware enigma van de film uitmaakt. Verrast? U zou het in feite niet mogen zijn. Want denken we hier even over na, dan stoelt deze verhouding tussen de na’vi Neytiri (Zoe Saldana)en Jake Sully (Sam Worthington)op een totaal waanzinnige identificatie. Of niet? In alle geval is hun verhouding het kloppend hart van de film.

Voor de mensen die de film nog niet zouden gezien hebben: De kreupele Jake Sully wordt in het lichaam van een bewoner van de planeet Pandora ‘gedownload’. Klinkt al serieus funky, maar dan moet je ook nog weten dat de planeet bevolkt wordt door een ras van 3 meter hoge, blauwe autochtonen met een staart! In zijn nieuw lichaam (avatar) wordt hij –zoals dat wel meer pleegt te gebeuren in de film – verliefd. Hier springt de vonk over op een lenige blauwe amazone, Neytiri, dochter van de hoofdman van de stam. Dit na’vi meisje ziet er behoorlijk anders uit dan het doorsnee vrouwelijke object van verlangen. Drie meter is dus echt wel groot voor een vrouw, hoor. Je gaat nu wel zeggen, die Jake, die is nu toch ook een na’vi, hij ziet er toch ook zo uit. What’s the problem? Het probleem beste Boppers, is dat de avatar, hoewel van uitzicht dus een blauwe reus, nog steeds de ‘menselijke’ persoonlijkheid heeft van Jake. Een mens die in een ‘menselijke’ (waarmee ik bedoel geen na’vi) psychologie en menselijke architectuur van primaire en secundaire identificaties zijn ‘subject’ en lichaamsbeeld heeft verworven. Dus de kans is zeer klein dat een mens (OK, laten we de seksuele perversies even buiten beschouwing) op iets anders dan een mens zou kunnen verliefd worden. Ik kan u verzekeren dat indien als gevolg van een mutatie plots een meisje zou worden geboren met een katachtig uiterlijk, blauw, met een staart en die opgroeit tot een smurf van 3 meter, ze bezwaarlijk veel aanbidders zal hebben. (OK, opnieuw laten we de perversies buiten beschouwing…)

Je zou nog kunnen opwerpen dat Jake verliefd wordt op een aantal tekens of betekenaars die op Neytiri kleven zoals een manier van bewegen, een oogopslag, een intonatie, een blik, een lach, een bepaalde houding. Maar dan is het duidelijk dat hij juist de interpreteerbare menselijke elementen gebruikt om zijn verlangen aan vast te kleven en enkel door de aanwezigheid hiervan daadwerkelijk zijn object van verlangen binnen Neytiri kan vinden. Met andere woorden, het blijft Jake Sully die verliefd wordt op Zoe Saldana, die Neytiri gestalte heeft via ‘performance capture’. Dus als we zeggen: enkel in de film, dan is dit ook de eenduidige waarheid, Jake kan enkel verliefd worden op de ‘gefilmde’ Neytiri.

Dus het gebeurt in de film en is zo verantwoordelijk voor meer dan twee uur kijkplezier. Als ik zou schrijven ‘kijkgenot’ is het omdat ook ik in Neytiri de menselijke tics van Zoe Saldana herken. Maar het gebeurt niet alleen in de film.

Ook in de literatuur zijn er legio voorbeelden te vinden van cross- specie gerampetamp. Nemen we de onvolprezen Miles Naismith Vorkosigian als eerste voorbeeld. Miles is het hoofdpersonage van de met prijzen overladen ‘Vorkosigan’ saga van Lois McMaster Bujold, een vrijbuiter en huurling, klein van formaat wegens zwakke botten, erfgenaam van een voorname familie en undercover in dienst van de Keizer van Barrayar, moet hij het volledig van zijn persoonlijkheid hebben. Wat hij noemt zijn ‘forward momentum’. In het kortverhaal ‘Labyrinth’ (verschenen in ‘Borders of Infinity’)moet hij het DNA van een gengemanipuleerde soldaat zien te bemachtigen. Die soldaat blijkt een vrouwelijke, katachtige reus te zijn met klauwen en slagtanden, een adolescent met gierende hormonen en aangezwengeld metabolisme, waar Miles uiteindelijk mee van bil gaat. Vooreerst om zijn hachje te redden maar uiteindelijk zal deze act de basis vormen voor een blijvende vertrouwensrelatie. En sergeant Taura wordt vanaf haar rekrutering in het huurlingenleger van Miles niet alleen een hartsvriendin maar ook een lieveling van het grote lezerspubliek van de Vor boeken.

Ook de grande dame van de SF literatuur Ursula K. Le Guin, laat zich niet onbetuigd. In ‘The lefthand of Darkness’ blijkt een planeet bevolkt door een ras die op gepaste tijden van sekse veranderen, en dit zelf ook een beetje kunnen sturen. Van vrouw naar man en terug. De hoofdpersoon, een menselijke ambassadeur moet uiteindelijk vluchten en kan enkel met de hulp van een inboorling ontsnappen. Samen beleven ze heel wat ontberingen en groeien ze uiteindelijk naar elkaar toe. Laten we zeggen dat er iets moois openbloeit.
Dus Boppers, staar jullie niet blind op de na’vi maar wees verrukt in de wetenschap dat de menselijke verbeelding en diens seksueel optimisme letterlijk alle grenzen overstijgt. Sexytime, zou Borat zeggen!

dinsdag 12 januari 2010

Dictionary Man

De achttiende eeuw effende het pad voor een meer rationele wetenschapsbeoefening. De waanzinnige verklaringsmodellen – de ‘scientifica lunatici’die in de vorige eeuw aan de orde was, zoals zo mooi beschreven door Umberto Eco in ‘Het eiland van de vorige dag’- werden meer en meer vervangen door een prototypische wetenschapsbeoefening van falsificatie en verificatie. Wat helemaal niet betekende dat de kleurrijke ‘wetenschappelijcke’ figuren naar het achterplan werden verwezen. Integendeel, de achttiende eeuw is een tijdperk vol amateur wetenschappers, denkers en doeners die elk op hun terrein nieuwe ideeën poneerden, soms meer berustend op individuele ervaring, wensvervulling of confabulatie dan op sluitende bewijsvoering. Zo schreef de jurist Jean-Anthelme Brillat-Savarin (1755-1825), culinair journalist avant –la-lettre, nog in zijn ‘Physiologie du Goût’: dat ‘…personen die regelmatig chocolade gebruiken een gelijkmatige gezondheid genieten en veel minder geplaagd worden door allerhande kleine kwaaltjes die een gelukkig leven in de weg staan…en hun embonpoint blijft stationair, zoals iedereen kan waarnemen die op deze zaken let.’ (Het wezen van de smaak – Scepter uitgeverij – p. 85.)

Het was een bruisende periode vol filantropen met lange witte pruiken die literaire salons organiseerden en het was de eeuw van Samuel Johnson (1709 – 1784). Wie zegt u? Doctor Johnson, na Shakespeare de meest invloedrijke en bekende figuur in het Engels taalgebied. Een dichter, schrijver, criticus, lexicograaf en ‘man of letters’. De meest eminente literaire persoonlijkheid van het westers halfrond. Ten minste, als je zijn toenmalige (en huidige) fans mag geloven. Johnson bezat een encyclopedische kennis van de ‘klassiekers’ en van alle grote Engelse dichters en schrijvers. Gezegend met een ongelooflijk geheugen, kon hij ganse brokken tekst verbatim declameren. Hij was enorm welbespraakt en schiep er een duivels genoegen in zijn gesprekspartners met zijn talenten rond de oren te slaan. In elk gesprek trok hij het laken naar zich toe en zijn mening over andere schrijvers en kunstenaars werd de norm van een generatie. Hij was ijdel, hield van complimenten, kon absoluut niet tegen kritiek en wou voor niemand in een discussie het onderspit delven. Maar hij was ook een goede vriend, een weldoener; iemand met een groot hart. Fysisch was hij imposant, liep met een waggelende tred, werd geplaagd door een aandoening van de lymfeklieren (scrofula)en men vermoedt dat hij leed aan de ziekte van Tourette wegens zijn groot aantal tics en obsessies. Ik bedoel maar, als dr. Johnson in de kamer was, kon je er niet naast kijken. Veel van wat we weten over Johnson weten we door de biografie van zijn vriend en tijdgenoot James Boswell, die in ‘The life of Samuel Johnson’ diens leven, exploten en verbale schermutselingen minutieus beschrijft en aldus ook het portret vormt van een eeuw verlichte kunstenaars. Want Johnson was bevriend met de toenmalige ‘beau monde’. Met schrijvers, acteurs, filantropen, politici en dichters werd gediscussieerd, gelachen, en vooral ook veel gedineerd. Johnson had een goede appetijt en kon lekker eten appreciëren. Maar zijn meesterwerk, zijn huzarenstuk, zijn absolute nalatenschap was niet één van zijn essays, commentaren of reisverhalen maar het eerste echte woordenboek van de Engelse taal.

Johnson slaagde er namelijk in – men de hulp van een drietal klerken die vooral de aangeduide lemma’s en citaten dienden te kopiëren – het eerste lijvige woordenboek te maken de naam waardig. Het was zijn idee om voor elk woord niet alleen een verklaring op te nemen maar ook een voorbeeld te geven van het gebruik van het woord middels een citaat uit een ander werk. Het is maar door zijn encyclopedische kennis dat hij wist in welk boek hij een bruikbaar citaat kon vinden voor een woord. Het boek werd de standaard voor de Engelse taal tot de verschijning van de eerste druk van de Oxford Dictionary 150 jaar later, die dan wel weer heel wat woorden uit Johnsons woordenboek overnam.

Maar waarvoor hij nog het meest bekendheid verwierf, waren zijn uitspraken en aforismen. Hij liet ons een ongelooflijke hoeveelheid pertinente, speelse of doordachte uitspraken na zoals:

"Whatever is done skillfully appears to be done with ease; and art, when it is once matured to habit, vanishes from observation. We are therefore more powerfully excited to emulation by those who have attained the highest degree of excellence, and whom we can therefore with least reason hope to equal."
Johnson: Rambler #122 (May 18, 1751)

After we came out of the church, we stood talking for some time together of Bishop Berkeley's ingenious sophistry to prove the nonexistence of matter, and that every thing in the universe is merely ideal. I observed, that though we are satisfied his doctrine is not true, it is impossible to refute it. I never shall forget the alacrity with which Johnson answered, striking his foot with mighty force against a large stone, till he rebounded from it -- "I refute it thus."
Boswell: Life of Samuel Johnson.

"Beauty has often overpowered the resolutions of the firm, and the reasonings of the wise, roused the old to sensibility, and subdued the rigorous to softness."
Johnson: Rambler #113 (April 16, 1751)

Johnson is ook een veel gekarikaturiseerde figuur. Een dankbare rol voor een acteur. Robbie Coltrane heeft Dr. Johnson meedere malen gestalte gegeven. Maar eindigen we op de wat lichter noot met zijn versie van Johnson in Blackadder the Third. Hilarisch, nog steeds.

dinsdag 5 januari 2010

Het belang van Leven

Filosofie. Wie heeft het nog nodig? Wat kan het ons nog leren? In de twintigste eeuw hebben we het einde meegemaakt van de lange doodsstrijd van de grote idealen en ideeën. Twee wereldoorlogen en de onafwendbare doorbraak van een economisch discours op steeds grotere schaal, hebben ons uiteindelijk, beetje bij beetje, afstand leren doen van de overtuiging dat een ’filosofie’ omtrent, life, the universe and everything ons gelukkiger zou kunnen maken dan reality-TV en goedkope champagne.
En met een definitie als: ‘wetenschap die zich erop toelegt het wezen van alle dingen en de beginselen die aan het gehele zijn ten grondslag liggen, te leren kennen’ (van Dale Woordenboek hedendaags Nederlands – 2004), hoeft ons dat ook niet te verbazen. Ja, gebrek aan ambitie kun je de filosofen niet verwijten. Wie leest nu nog deze mannen met wilde haardgroei, vuur in de ogen en een ontiegelijk hermetisch taalgebruik?

Maar er is een andere betekenis, één die misschien wat nederiger is en die zijn bruikbare aard niet kan verbergen: levensbeschouwing. Hoe sta ik in het leven? Hoe ga ik om met het alledaagse? Hier wordt filosofie nuttig, waar zingeving op kleine schaal leidt tot meer harmonie, psychisch welbehagen en sociale cohesie. We leven in hectische tijden met heel wat economische, ecologische en culturele spanningen. Op termijn zal een oplossing moeten komen uit die hoek van durvers en denkers (noem ze dan maar filosofen) die ons een nieuwe ethiek, een nieuwe moraal kunnen aanreiken die voor een 21ste eeuw van toepassing kan zijn.

In 1937 verscheen ‘The importance of Living’ van de Chinese filosoof Lin Yutang. In dit boek probeert hij een brug te slaan tussen de westerse en oosterse levensbeschouwing. Lin Yutang condenseert voor ons eeuwen Chinese levenswijsheid en probeert hiermee een nieuwe ‘globale’ ethiek te creëren die gericht is op het waarderen van de simpele geneugten van het leven, een simpele fascinatie voor de trage schoonheid van een ‘evenwichtig’ leven. Men zag toen blijkbaar ook reeds in 1937 de bui hangen.

Centraal staan concepten als redelijkheid, wijsheid, mededogen en moed. Redelijkheid wordt beschreven als een tegengif voor het pure wetenschappelijke en logische discours want alle denken moet ook een ‘humane’ component in zich hebben: ‘…the reasonable spirit humanizes all our thinking, and makes us less sure of our own correctness…the opposite of the reasonable spirit is fanaticism and dogmatism of all sorts in thought and behaviour, in our individual life, national life, marriage, religion and politics..’ (Jaico Publishing House - vierde druk 2007 – p. 463) Dit betekent dat de meest logische oplossing niet altijd de meest humane is. Het grootste compliment dat men dan iemand kan geven is dat hij/zij redelijk is. Dat deze persoon ruimte heeft gelaten voor het humane, het afwachtende, het nuancerende bij het nemen van een beslissing. Dat onze beleidsmakers en wereldleiders dit eens zouden kunnen overpeinzen.

Maar wat het boek zo enorm leesbaar maakt, is dat Lin Yutang elk aspect van het menselijk bestaan onderdeel maakt van zijn filosofie, als daar zijn:

Sterfelijkheid: ‘He who perceives death perceives a sense of the Human comedy and quickly becomes a poet.’(p. 42)

Eten: ‘What is patriotism but love of the good things we ate in our childhood.’ (p. 49)

Ziekte: ‘A doctor who prescribes an identical treatment for an identical disease in two individuals and expects an identical development may be properly classified as a social menace.’ (p. 93)

Zingeving: ‘What can be the end of human life, except the enjoyment of it.’ (p. 134)

Gelukkig zijn: ‘Happiness for me is largely a matter of digestion.’ (p. 136)

Niks doen: ‘On the whole, the enjoyment of leisure is something which decidedly costs less than the enjoyment of luxury. All it requires is an artistic temperament which is bent on seeking a perfectly useless afternoon spent in a perfectly useless manner.’ (p. 165)

Vriendschap: ‘I do not think that…there have been more significant inventions in the history of mankind, more vitally important and more directly contributing to our enjoyment of leisure, friendschip, sociability and conversation, than the inventions of smoking, drinking and tea.’ (p. 239)

‘So then one may arm one’s self with books and a sword against solitude, and provide a ch’in (stringed instrument) and chess to anticipate the coming of good friends.’ (p. 241)

En zo gaat het maar door: 487 pagina’s lang heel concreet en bruikbaar advies dat ons doet nadenken. En daar gaat het uiteindelijk om. Dat men ‘in fine’, uit een goed boek, hier en daar iets kan terugvinden, oppoetsen en bijhouden….Beste boppers ik kan dit boek aan iedereen aanraden. We hebben meer Lin Yutangs nodig…