Pagina's

maandag 31 mei 2010

The Hall of Shame!

Wat een idee! Op zoek naar een bepaald boek tussen haar vele boekenplanken verspreid over het oude boerderijhuis waar ze woont, komt Susan Hill tot de conclusie dat ze makkelijk een jaar verder kan zonder nieuwe boeken te kopen. Ze hoeft enkel maar de boeken te lezen waar ze om een of andere reden nog niet is toegekomen of die ze ooit heeft dichtgeklapt zonder uit te lezen, maar waarbij ze zich had voorgenomen alsnog een poging te wagen. Zo gezegd zo gedaan. En omdat ze een schrijfster is, schrijft ze natuurlijk een relaas over haar jaartje ‘bijlezen'. (Howards End is on the Landing) Best leuk om te zien hoe eenieder om andere redenen speciale relaties opbouwt met boeken en hoe uiteindelijk de scheikunde van de aantrekking/afstoting tussen schrijver en lezer op zoveel verschillende manieren (of niet) kan verklaard worden.


Daarom Boppers, krijgen jullie deze week een overzicht van de skeletten in mijn boekenkast. Boeken die ik onderweg langs de kant heb gegooid of boeken die ik heb gekocht maar nooit ben ingedoken...wat ook de reden mag zijn.

Eco? ‘De Naam van de Roos’? Niet uitgelezen? Ik schaam me dit te moeten toegeven. Ik heb ontiegelijk veel genoten van ‘De Slinger van Foucault’ maar heb ‘De Naam…’ na een honderdtal pagina’s moeten neerleggen. Ik geraakte maar niet in het verhaal, hoezeer de film me ook bekoorde. Een vriend had de theorie geopperd dat je altijd je eerste Eco boek het beste vindt. En dat Eco een soort van literair systeem hanteert dat via osmose beslag op je verbeelding legt, maar dat maar één keer kan doen.

‘The crimson Petal and the White’ (‘Lelieblank, Scharlakenrood’) van Michel Faber was er nog zo eentje die ik absoluut goed wou vinden. Meer dan 200 bladzijden in het verhaal kan de levensloop van het hoertje ‘Sugar’ me nog matig boeien ondanks Time Magzine’s beschrijving dat ‘een boek als dit beter is dan sex’. (Sic?)

Michael Chabon, schrijver van het fantastische ‘The amazing Adventues of Kavalier & Clay’ levert opnieuw een sterk verhaal af tegen het rijke verbeelde decor van het Joodse thuisland, hier verrassend gevestigd in Sitka, Alaska. ‘The Yiddish Policemen’s Union’ leest als een trein maar halverwege het boek doen de vele verwikkelingen, zowel als de volgehouden melancholische toon me tijdelijk van het lezen afzien. Maar ik pik hem ooit wel weer op.

Ook met ‘De Quincunx’ van Charles Palliser over John Huffams erfenis en diens wedervaren heb ik moeten stoppen. Ik heb nog altijd niet kunnen achterhalen waarom. Ik heb reeds tientallen gelijkaardige ‘Dickensiaanse’ romans met plezier verslonden (waaronder Dickens zelf) maar ‘De Quincunx’ bleek me te zwaar op de maag. Misschien dat ik deze winter nog eens een poging onderneem.

Een enorm gehypt boek was ook ‘Special Topics in Calamity Physics’ van Marischa Pessl.’ Yeah, sure! Hoewel stilistisch knap en inhoudelijk intrigerend liet ik het boek algauw voor wat het was. Vervelende etters die elkaar na-ijverig proberen uit de wind te zetten en een te gekunstelde protagoniste waren niet aan mij besteed.

Daarnaast staan er een aantal boeken reeds jaren ‘klaar’ om gelezen te worden. Ik hoef ze hier niet op te sommen. Maar jullie kennen ze wel. Het zijn de boeken die iedereen heeft en die iedereen moet gelezen hebben. Ik neem er één uit omdat ik stiekem wel weet dat ik er ooit nog wel mijn tanden in zet, in tegenstelling tot de andere inerte boeken en dode letters die stof staan te verzamelen. Don Quichote van Cervantes, de dag komt eraan, dat weet ik zeker.

woensdag 26 mei 2010

Eindspel

Laat ons nog even een andere klassieker bespreken. Een klassieker uit de SF genreliteratuur. Mensen vragen me wel eens: ‘Lees je nog steeds die SF boekjes?’ Alsof sterke karakterontwikkelingen, diepe inzichten in ’s mens beweegredenen, verfrissend taalgebruik en leesmomenten gekenmerkt door intense genoegdoening, nieuwe gedachteassociaties en emotionele inleving, slechts het voorrecht kunnen zijn van de literatuur met de grote ‘L’? Nee dus.

‘Ender’s Game’ van Orson Scott Card is tevens één van die zeldzame boeken die een brugfunctie vervullen. Het is een ideaal boek om kennis te maken met dit genre. Hoewel duidelijk onder deze noemer ingeschreven ligt de klemtoon wel op het vertellen van een knappe en meeslepende kroniek van een held tegen wil en dank, vol met morele dilemma’s en een zeer onverwachte en bevredigende ontknoping. Maar de SF setting geeft het verhaal ook nog eens een exotische (als in vreemd en onverwacht) kleur als de mogelijkheid diverse decors te creëren waartegen het verhaal in al zijn ettelijke verwikkelingen en thema’s wordt uitgediept. (PS: 90 besprekingen met het maximale aantal sterren op Amazon.uk als je me niet gelooft!)


De aarde heeft op het nippertje een nederlaag kunnen afwenden tegen een ras van buitenaardse wezens dat nog het meest kan vergeleken worden met denkende insecten. Maar de eindafrekening komt eraan. Men heeft steeds geweten dat de buitenaardsen zouden terugkomen om ons voor eens en voor altijd af te maken. Dit moment – reeds voor 80 jaar voorzien – komt nu dichterbij. De spanning en vrees stijgt. Helaas zijn er geen generaals of soldaten met oorlogservaring nog in leven. Hoe kunnen we ooit nog winnen? Daarom hebben de regeringen reeds een tijdje een omvattend plan gestart om via natuurlijke selectie een ras van strategisch begaafde soldaten te creëren. Kinderen worden op vroege leeftijd geselecteerd en bij hun ouders weggenomen om na een opleiding en een slopende reeks ‘war games’ al dan niet weerhouden te worden als piloot, officier of als de generaal die tijdens de eindafrekening de massa troepen zal aanvoeren. De kandidaten worden getraind op de ‘Battle School’ een satelliet in een baan om de aarde omdat de vele testgevechten worden gespeeld in gewichtloze toestand in een 3D omgeving. De opleiding is brutaal. De competitie tussen de teams wordt in de verf gezet, pesten wordt aangemoedigd, het fysisch gevaar is soms zeer reëel.

Het verhaal start met de selectie van Andrew Wiggin – ook Ender genoemd – voor de ‘Battle School’. Al snel toont hij potentieel dat door zijn leraren zonder enige schroom veelvuldig op de proef wordt gesteld. We zien hoe Ender omgaat met de stress en de vele uitdagingen die op zijn jonge schouders worden gelegd. De manier waarop Ender met zijn teamleden omgaat en hoe hij probeert bovenaan de wedstrijdtabel te blijven door steeds maar op de proppen te komen met nieuwe manieren om een van de steeds complexere en moeilijkere testgevechten met zijn team te winnen, is een van de vele geneugten van het boek.

Hoewel dit een boek is over kinderen, is dit geen boek voor kinderen. Dikwijls voel je als lezer enig ongemak bij de keuzes die de mensheid heeft genomen om zijn overleving veilig te stellen. Heiligt het doel altijd de middelen? Is genocide toegestaan? Wat is geoorloofd? In die zin is het boek zeer confronterend. Naast deze thema’s en het verhaal van de geboorte van een oorlogsgenie zijn er ook tal van verwikkelingen in de rand die de soep kruiden. Zoals Peter en Valentine, oudere broer en zus van Ender die eerder niet werden weerhouden voor de ‘Battle School’, de één wegens zijn extreem gewelddadig karakter, de andere voor haar mededogen en die op hun eigen manier hier mee omgaan (waarmee Scott Card eigenlijk reeds de blogosfeer voorspelt in 1977), de slinkse wijze waarop de leraren en trainers van de ‘Battle School’ proberen de psychische toestand van hun pupillen op te volgen, de extreme ‘weapons of mass destruction’ en nog zoveel meer. Maar dat moet je maar zelf lezen. Hoef ik er nog bij te vertellen dat het boek ook de twee grootste prijzen uit het SF vakgebied heeft binngehaald bij zijn verschijnen, de Hugo en de Nebula award.
Later zijn er nog vervolgboeken op verschenen. Maar die bespeelden eerder andere thema’s en hadden niet zo veel gemeenschappelijk meer met ‘Ender’s Game’. Scott Card is later wel nog teruggekeerd naar het Ender universum door het oorspronkelijke verhaal opnieuw te vertellen, maar toen vanuit het perspectief van één van Enders teamleden, Bean.

Dus Boppers, open die poort en maak kennis met een nieuwe wereld.

maandag 17 mei 2010

Proust retrouvé!

Vorige week stelde ik in alle overmoed dat je best de klassiekers onbezoedeld tegemoet treedt. Daarmee bedoelde ik niet alleen nuchter, fris gewassen en kuis maar ook ongehinderd door enige voorkennis. Zodat je dus zelf – vrank en vrij - je eigen oordeel kunt vormen. Sta me toe dit even te nuanceren. Er zijn namelijk ook oeuvres van een dergelijke betekenisvolle zwaarte in het symbolische vangnet van de literatuur dat enige voorkennis de kans op afronding, plezier en inzicht danig kan maximaliseren. Ik trek een parallel met de wondere wereld van de klassieke muziek waar een welgemikte intro van een muziekkenner het plezier van een operabeleving kan maken of kraken. En daarbij..laat ons zoals de oude Griekse sceptici beide tegengestelde thesissen samen in ogenschouw nemen, ons oordeel even opschortend. Moet kunnen in deze dogmatische tijden…denk ik.

Ik wil het even hebben over hoe ik mij de laatste maanden heb voorbereid op Marcel Prousts ‘A la recherche du temps perdu.’ Een voorbereiding die me heeft laten inzien dat de rente op die investering in tijd en inzet zal terugbetaald worden in inzichtelijk vermaak en literair doorzettingsvermogen.
‘A la recherche’ lag reeds een aantal jaar te lonken naar me. Sinds ik een en ander hierover had gelezen (niet in het minst ook Alain de Bottons excellente ‘How Proust can change your life’) was er iets dat bleef insisteren. Maar de cyclus bestaat uit 7 delen en meer dan 3000 pagina’s waarvan de stijl niet altijd als uitnodigend of leesbaar staat geboekstaafd. Maar waar een wil is, is een weg.
Ik schuimde het internet af en haalde volgende parels boven.

Dankzij de schitterende uitvinding van de podcasts, de afdeling ‘iTunes University’ van iTunes en de welwillendheid van al die universiteiten die op iTunes University een massa lezingen ter beschikking stellen, kwam ik op de fantastische lessenreeks van le professeur Antoine Compagnon van ‘le collège de France' terecht. Zestien lezingen van Compagnon over Proust met als thema ‘Proust, mémoire de la littérature’ zijn er te downloaden. In zeer duidelijke taal poneert Compagnon zijn stelling dat het werk van Proust kan gelezen worden zowel als een verteld geheugen van de literatuur als een tocht doorheen een gedeeld universum met de medemens. Zijn vele verhelderende exposés hebben me al menig dankbare duwtjes over Prousts volzinnen gegeven.

Soms spant het universum samen om een aantal toevalligheden aan elkaar te rijmen die uiteindelijk wijzen in de richting van slechts één mogelijke uitweg. Hoe verklaar je anders dat ‘Le Magazine Littéraire’ net nu op de proppen komt met een 44 pagina’s tellend dossier: Proust retrouvé. Bof ik even. Met een inleiding door – je raadt het – Antoine Compagnon, lichten de diverse artikels een tipje van de sluier op over telkens een ander facet van Prousts werk. Onderwerpen gaan van Proust en beeldende kunst, Proust in film, Proust vertaald, over een historiek van zijn leven en de kracht van woorden en ideeën tot de donkere kanten van het onbewuste in zijn werk.

Als klap op de vuurpijl konden we tijdens onze jaarlijkse trip naar Parijs ook genieten van de schitterende tentoonstelling over werk en leven van de auteur in het ‘Musée des lettres et manuscrits’ (dat op zichzelf al een aanrader van jewelste is.) De expositie getiteld: ‘Proust, du temps perdu au temps retrouvé’ toont ook nooit eerder gepubliceerd en oorspronkelijk materiaal van de schrijver zoals brieven, kladjes en andere schrijfsels.
Zet ik al deze zaken op een rijtje dan kan ik niets anders dan besluiten, dat nu mijn tijd is gekomen om in dit meesterwerk van de literatuur te duiken. Ik ben afgetraind, voorbereid en gemotiveerd. ’t Zit goed in de kop! Dus Boppers, wens me succes bij de aanvang van deze reis. Ik hou jullie op de hoogte bij elke tussenstop.

donderdag 13 mei 2010

Emma Bovary, dat ben ik!

Waarom lezen we? Waar dient literatuur voor. Kafka zei ooit dat ‘…ein Buch muß die Axt sein für das gefrorene Meer in uns. Das glaube ich.’ Een boek als een bijl om de bevroren zee in ons open te breken. Het moet dus iets in beweging zetten…misschien ons aan het denken zetten.
Als dat waar is dan kan ‘Madame Bovary’ van Gustave Flaubert (1821-1880) vergeleken worden met een drilboor!

‘Madame Bovary’ is geen leuk boek. Het wordt bevolkt door onaangename karakters, karikaturen bijna van ’s mens lelijke gaven zoals hypocrisie, afgunst, hebberigheid en egoïsme. Emma Bovary zelf is zowel kille moeder als – excusez le mot – hitsige minnares. Het is de kunst van Flaubert dat ie ervoor heeft gezorgd dat het geen bordkartonnen personages zijn maar karakters van vlees en bloed, behept met kleine kantjes en motieven die perfect zijn geïntegreerd in het verhaal dat als een talige symfonie moet gelezen worden. Want zo had Flaubert het ook bedoeld. De zinnen moesten een ritme hebben, een bijna muzikale structuur. Hij worstelde vaak en lang met de taal. Een gevecht dat hem tot wanhoop dreef. Hij laat dan ook Rodolphe – Emma’s minnaar – mijmeren dat’…het woord van de mens als een gebarsten ketel is waarop je een wijsje tromt dat nog net een beer aan het dansen krijgt, terwijl je de sterren zou willen ontroeren.’

De onmacht is dus een belangrijk thema. De onmacht om te zeggen wat je bedoelt, zonder clichés. De onmacht van de mens in het nastreven van zijn geluk. Maar wat is geluk? Wat maakt het leven de moeite waard? Deze vragen stelt Emma zich. Waardoor ze er ook de lezer mee confronteert. Deze tweede vrouw van een plattelandsdokter (een wat slappe goedzak die onwetend door het verhaal rolt) is op zoek naar iets dat de leegte binnen haar dient op te vullen. Maar wat is die oorzaak van haar ‘ingebakken’ onvrede? Is het haar situatie als vrouw binnen een door de 19de eeuw opgedrongen moreel keurslijf waartegen ze zich verzet? Is het, de door het lezen van romantische ‘feuilletons’ opgedrongen en overdreven mierzoete noties van ‘geluk’ en ‘liefde’ (op ironische wijze dik in de verf gezet door Flaubert) of is het de diepe onderliggende psychische structuur van een hysterische vrouw. Take your pick! Feit is dat het boek wel wijst in de richting van een onvermijdelijke kern van ‘afwezigheid’ en gemis in ieder van ons. Flaubert zei ooit: ‘Madame Bovary, dat ben ik.’ Ik zeg:’ Madame Bovary, dat zijn wij.’ Daardoor verdient ze – volgens mij - ook haar gruwelijk einde niet.

Het boek is ook een inkijk in een vergeten periode. Het is als de teletijdmachine van professor Barabas die ons een glimp toont van oudmodische gebruiken en klederdracht, gedateerde medische ingrepen, uitdrukkingen, menukeuzes en dies meer. Wie weet nog wat een sjamberloek is (kamerjapon voor heren?), een kapoets (bonten grenadiersmuts) of een bajadère (halssieraad).

We zouden ook nog kunnen aangeven dat Flaubert hier een aantal technieken gebruikt die de ‘moderne’ literatuur inluiden zoals de montage of de vrije indirecte rede, of dat het boek werd aangeklaagd bij zijn verschijning wegens moreel verderfelijk of dat het verhaal de middenklasse een spiegel wilde voorhouden. Het is dikwijls zo bij een klassieker dat het boek reeds met zoveel besprekingen, betekenis en symboliek is overladen dat het een eigen leven gaat leiden. Dat het uit de oevers van zijn eigen verhaal is getreden en een soort van onneembare burcht is geworden. De lezer reeds doet verstarren bij het idee dat hij of zij niet alle betekenis of nuances gaat opmerken.

Beste Boppers, laat dat jullie nooit tegenhouden. Lees een boek liever als een tabula rasa waarop het eigen oordeel kan neergepend worden. Lees het zoals het toendertijd op de markt werd gebracht. Maagdelijk en onbevangen. Zoals Emma aan het begin van het verhaal.

maandag 10 mei 2010

Over boeken...(alweer)

Een boekenliefhebber kent het gevoel. Je klooit wat in je bibliotheek en je wordt plots overvallen door een knagend gevoel van ontevredenheid. Een beetje uit het lood geslagen, kijk je eens goed rond. En dan komt het besef: je bent niet meer tevreden over de indeling van je bibliotheek. Of beter: je stelt vast dat de boeken uit hun kasten puilen. Er moet opgeruimd worden, plaats worden gemaakt en hopelijk moeten er zelfs extra planken worden gemonteerd.

Het is ook het ideale moment om de boeken af te stoffen. Stof en vochtigheid blijven de grootste vijanden van onze trouwe huisvrienden. Dus het was dan ook met veel plezier dat ik die taak aanvatte. Maar...je begint eraan met goede moed en je denkt: ik heb dit katje snel gegeseld. Ik heb er uiteindelijk een dag of 4 over gedaan. Elk boek is namelijk een uitnodiging om te spelemeien, je te laten afleiden door wat in essentie één grote verzameling excuses is om die stofvod aan de kant te gooien. Oude boeken worden liefdevol geopend, er valt een vergeten postkaartje van een vriend uit een boek, je twijfelt of je een boek nu wel eens 2 of 3 maal hebt gelezen..of je leest een korte inhoud om je geheugen op te frissen. Dat zou nu nog allemaal niet het ergste zijn, ware het niet voor probleem nummer 2: Hoe ga ik mijn boeken ordenen? Blijf ik bij mijn alfabetische indeling? Haal ik alle non-fictie eruit? Hoort deze biografie nu eerder bij geschiedenis of bij biografieën (algemeen)?
Procastrinatie is het onvermijdelijke gevolg.

Ieder heeft een eigen nauwe en soms wel hypersubjectieve relatie met zijn bibliotheek. 'At home with books' toont ons evenveel verschillende bibliotheken van verschillende mensen. Plaatjes van bibliotheken kijken is porno voor bibliofielen. Daar zijn we ons wel van bewust. Maar dan...aah... dat gelukzalige gevoel om te midden van je netjes opgeruimde en afgestofte boeken te zitten, glunderend in de wetenschap dat je volgend jaar opnieuw mag beginnen.

zondag 2 mei 2010

Hoe snel?

Wat is de juiste snelheid. Om te lopen, leven, lezen? Heeft elke activiteit zijn optimale belevingstijd? Of is dit (weer) een subjectieve invulling? Het is zeker geen onzinnige vraag om af en toe te stellen in een wereld waarin alles almaar sneller dient te worden ingevuld, klaargemaakt, geleverd, beleefd en vergeten.

De poolreiziger en 19de eeuwse ontdekker John Franklin wordt door Sten Nadolny in ‘The Discovery of slowness’ beschreven als…’a man whose natural pace of living and thinking is portrayed as that of an elderly sloth after a long massage and a pipe of opium…’ Nochthans (of misschien dankzij zijn onvermogen tot handelen totdat hij een situatie volledig had doordacht) heeft Franklin heel wat bereikt.

Er valt wat te zeggen voor een bedachtzame temporisering. Zo hebben we gisteren deelgenomen aan de 10 K van Knokke. Traag vertrokken zijn we steeds sneller gaan lopen tot aan de aankomst. Niets negatiefs aan deze negative-split, enkel blijde gezichten aan de eindmeet. Met goed gedoseerde krachten komt men al een gans eind.

Zo moet ook Rosie Swale Pope hebben gedacht toen ze besloot rond de wereld te lopen. U leest het goed. In ‘Just a little Run around the World’ beschrijft ze haar vijf jaren durende odyssee met veel gevoel en tederheid. Na het verlies van haar man organiseert ze een liefdadigheid en beslist dan maar in één ruk om fondsen te werven met een spectaculaire loop rond de wereldbol. Ze doorstaat winterse nachten in het koude Siberië en Alaska, overleeft een aanrijding door een bus, praat zich uit een overval en komt met 53 paar afgesleten schoenen terug aan in Tenby, Wales. Hoe snel is snel?

Ligt de klemtoon niet op de beleving, het doorvoelen van een ervaring die zijn eigen tempo dicteert? Missen we niet teveel door de onderhuidse insisterende versnelling van al onze belevingen? Zijn we ook niet ‘hardwired’ middels onze zintuigen aan een aantal vaste ‘ideale’ tijdsintervallen. Parameters waarbuiten we onvermijdelijk een en ander missen, waar we fouten maken bij het wegschrijven van de informatie… die we dan krampachtig willen terugvinden in de vorm van verloren tijd?

Zo bestaat er een ideaal tempo om te reizen. Het is zeker niet aan het tempo van een vliegtuig schrijft Alain de Botton in de krant van 21 april (De Standaard – Opinie en Analyse). Hij stelt zich de vraag of het desoriënterende gevoel na een vliegtuigreis zijn verklaring niet vindt in het oude Arabische gezegde dat de ziel onveranderlijk met de snelheid van een kameel reist? We herstellen maar van de jetlag wanneer de ziel ons terug heeft ingehaald. Hij pleit ervoor om aan dit tempo te reizen: ’Dat nieuwe, wijdverbreide ‘kameeltempo’ zou reizigers wederom met een wijsheid begiftigen die hun middeleeuwse pelgrimvoorvaderen maar al te goed hadden gekend.’ Vertragen schept soms die broodnodige afstand die nodig is om zaken in hun juiste perspectief te zien.

Stop de tijd. Pak een boek. Rust.